ie foto
eland,
andse
i<e van
)ok in
het in
i 2009
an 70-
me is
van de
en de
soms
rrentie
ng tot
iroogd
velden
)ij ont
jemak
Voora
elopen
de eie
schud
>eriode
ek zijn
/erwin
is 2000
1% zic!
2 janu
ari 2001 werd in Saeftinghe het recordaantal
van 161 ex. geteld: 152 ex in vrouwkleed en
9 herkenbaar als man. Elders in Nederland
overwinteren hooguit enkele tientallen vo
gels. Andere min of meer vaste overwinte
ringsplaatsen in Zeeland zijn; de Maire op
Duiveland (0-2 ex), het Rammegors tussen
Tholen en Sint Philipsland (1-6 ex), het Sc-
hengegebied ten noorden van Goes (2-13
ex), het Groot Eiland ten oosten van Hulst
(1-3 ex.) en de omgeving van Axel (2-7 ex.).
Leefgebied en gedrag
Buiten het broedseizoen maken Bruine Kie-
<endieven gebruik van sociale slaapplaat
sen. Ze slapen op de grond bijna steeds in
rietvelden. Omdat alle vogels uit de buurt
naar de slaapplaats komen, geeft het tellen
ervan een goed beeld van het aantal in een
bepaald gebied verblijvende exemplaren.
Bruine Kiekendieven worden 's winters tot
op een afstand van 3-5 km van de slaap
plaats waargenomen. In Saeftinghe zijn in
één rietveld wel eens 85 ex. geteld. In de
wintermaanden zijn waarnemingen van
20-40 ex. in de schemering zwevend boven
een rietveld er heel gewoon!
Bruine kiekendieven broeden in (natte) riet
velden, op schorren (vooral in riet- maar ook
in zeebiesvelden) en soms in landbouwge
was (meestal granen). Grote en vooral natte
rietvelden bieden bescherming tegen de
Vos. In het buitendijkse Saeftinghe biedt
het getij bescherming. Vossen kunnen zich
buitendijks niet permanent vestigen.
Bruine Kiekendieven jagen meestal niet
verder dan 3 km van hun nest. De binnen
dijks broedende paren jagen in de broedtijd
vooral in agrarisch gebied. De vogels die
in Saeftinghe broeden, jagen vooral daar,
maar vliegen ook naar de polder.
Bruine Kiekendieven jagen vooral op het
zicht, maar ook wel op het gehoor. Ze speu
ren naar prooien door laag vliegend de tot
één meter hoge vegetatie af te speuren.
Zodra een prooi is gelokaliseerd, wordt een
zwenking gemaakt en duikt de kiekendief
op de prooi. De lange poten komen van pas
om de prooi tussen de vegetatie te grijpen.
De kans dat ze een prooi te pakken krijgen,
is het grootst als ze deze kunnen verrassen.
Dat lukt vaak het best als de prooi zich tus
sen de vegetatie ophoudt. Een kale polder
in de winter, maar ook buitendijkse slikken
zijn daarom als jachtgebied ongeschikt. Ook
in bos hebben ze niets te zoeken.
Voedsel
Zeeuwse Bruine Kiekendieven leven in het
broedseizoen vooral van jonge Konijnen,
woelmuizen en jonge Fazanten. Andere be
langrijke prooien zijn duiven, jonge Spreeu
wen, jonge Meerkoeten, jonge Waterhoe-
nen en jonge zangvogels. Het voedsel
wordt bemachtigd in een straal van enkele
kilometers rondom het nest.
In de winter vormen vooral dode en ver
zwakte watervogels een belangrijke voed
selbron. Het menu wordt dan aangevuld
met prooien zoals Waterhoen, duif, Konijn,
woelmuis en rat. Ook nemen ze wel prooi
over van andere roofvogels, bijvoorbeeld
van een Slechtvalk.
Kansen en bedreigingen
Bruine Kiekendieven broeden meestal in
rietvelden. Verdroging en betreding van
rietvelden en aanplant of opslag van bomen
bij rietvelden is beïnvloeden de stand nega
tief. In droge rietvelden heeft de Vos gemak
kelijk toegang, zeker als er paadjes in het
riet zijn. Bomen dienen als uitvalsbasis voor
Zwarte Kraaien, die nogal eens de eieren en
soms kleine jongen van de Bruine Kieken
dief grijpen. Bij afwezigheid van bomen, in
bijvoorbeeld een straal van 300-500 meter
rondom het nest, kan een Zwarte Kraai een
broedplaats van de Bruine Kiekendief al
leen vanuit de lucht benaderen. Bruine Kie
kendieven zijn dan in staat de kraai te ver
jagen. Als kraaien vanuit bomen opereren,
lukt dat vaak niet. Het verwijderen van op
gaande beplanting nabij de broedplaatsen
maakt het leven voor de Bruine Kiekendief
gemakkelijker. Overigens zijn lage struiken
geen probleem. Bruine Kiekendieven gaan
graag in de top zitten om over het broedge
bied te waken. Vernatting van rietvelden en
het terugdringen van betreding ervan (dus
stoppen met het schudden en prikken van
ganzeneieren!), zullen er voor zorgen dat de
Vos minder gemakkelijk toegang heeft tot
de broedplaatsen.
De voorgenomen ontpoldering van de
Hedwigepolder is gunstig voor de Bruine
Kiekendief. Het oppervlak aan foerageer-
gebied neemt er door toe. Bovendien zijn
schorren vanwege het getij een veilige
broedplaats. Dat blijkt uit het gegeven dat
in de periode 2002-2007 het aantal broed-
paren in Saeftinghe is toegenomen van 22
tot 36, terwijl de soort elders in Zeeuws-
Vlaanderen afnam (figuur 1). In het Sie-