het geboortejaar, het land van herkomst en
een identificatienummer. Via websites van
postduivenhouders zijn de telefoonnummers
van eigenaars opgespoord en vervolgens
de postcode van de duivenhouder (kweker).
Voor de Nederlandse en Belgische duiven
zijn de postcodes gelinkt aan coördinaten.
Voor duiven van elders zijn de coördinaten
opgezocht met behulp van http://www.
google.nl/maps.
Gedrag van de ouders en de jongen
Het vrouwtje werd voor het eerst op 11 juni
2009 op de toren waargenomen. Ze was
toen circa één jaar oud (veel bruin in het
verenkleed in plaats van het leigrijs van
een volwassen vogel). Op 21 augustus 2009
kreeg ze gezelschap van een geheel grijze
man (twee 2 jaar of ouder). Het mannetje is
geringd met een metalen ring aan de linker
poot en een rode ring aan de rechterpoot.
De rode ring is iets hoger dan de metalen,
maar een stuk lager dan de in Nederland
gebruikte kleurringen. Over de herkomst is
ons (nog) niets bekend. Ze waren dagelijks op
de toren te zien en sliepen meestal voor het
raam of op een betonnen uitstekende rand
aan de oostzijde (lijzijde) van de toren op
een hoogte van 40-50 meter. Op 20 januari
2010 werd voor het eerst balts waargenomen.
Beide ouders voerden toen schijnaanvallen
op elkaar uit. Op 3 februari werd er luid naar
elkaar geroepen en gingen beide vogels
daarna op het bordes voor de nestkast zitten.
Tijdens het verzamelen van prooiresten op 5
februari werd er voor het eerst gealarmeerd.
Het was het vrouwtje dat luid roepend rond
vloog. Op 9 februari werd het vrouwtje voor
het eerst in de kast gezien, maar bracht ze de
nacht nog door buiten de kast. Op 13 februari
was er voor het eerst een aanwijzing dat alleen
het mannetje nog maar jaagde (en het
vrouwtje zat op te vetten, het leggen van
eieren kost namelijk veel energie). Die energie,
in de vorm van prooien, wordt door het
mannetje aangesleept in de aan de eileg
voorafgaande periode (Ratcliffe 1993). Op
11 maart werd voor het eerst een prooi
overdracht gezien. Later, toen tijdens het
ringen van de jongen de vleugellengte van
het oudste jong werd opgemeten en hieruit
de start van de eileg kon worden berekend,
zou blijken dat op die dag het eerste ei was
gelegd. De enige paring werd waargenomen
op 13 maart. Tussen 11 en 16 maart was
het vrouwtje vaak in de nestkast, maar niet
continu. Ze zat regelmatig buiten, waar ze
de aangevoerde prooi overnam, poetste of
op de gootrand zat. Vanaf 16 maart werd de
binding met het nest groter. Ze zat vast te
broeden en kwam alleen nog maar van het
nest om prooi over te nemen. Ze at die telkens
buiten het nest op. Het mannetje ging dan
meestal op de eieren zitten, maar soms op
het bordes voor de kast. Dat zou zo blijven