deze pagina is leeg van wege het layout, omdat het Stekkertje met een rechte pagina begint- is alleen bij de opmaak niet in het boekje vele mierenkolonies hebben de volwassen insecten een verschillende lichaamsbouw, afhankelijk van het soort werk dat ze doen. Bij sommige soorten kunnen de soldaten (strijdmieren) vijftig keer zwaarder zijn dan de werkmieren. Wanneer de koningin de eitjes heeft gelegd, (3 worden ze door werkmieren weggebracht. Ze worden samen uitgebroed in kamers. Uit de eieren komen larfjes zonder vleugels, g Die vormen later ovale poppen, veel mensen denken trouwens dat dit de eieren zijn. Soldaten hebben grote kaken om indringers mee aan te vallen. Dat kunnen andere mieren zijn, die nesten plunderen om de werkmieren te dwingen voedsel voor hen te gaan zoeken. Gevleugelde mieren vliegen uit het nest om te paren. Kort daarna sterven de mannetjes en de wijfjes beginnen nieuwe kolonies. Het aantal werkmieren in een kolonie schommelt tussen enkele honderden en meer dan 20 miljoen bij een paar tropische soorten. van der Giessen Heel wat dieren vormen groepen. Vaak om voedsel te zoeken of om zich te verdedigen. Voor sommige dieren is deel uitmaken van een groep een heel gespecialiseerde manier van leven geworden. Dat is vooral het geval bij de 'sociale insecten': mieren, bijen en wespen en termieten. Mieren en termieten zijn niet sterk verwant, maar leven op een zelfde manier. Ze maken liefst een onder gronds nest, lijken vaak op elkaar en vertonen hetzelfde gedrag. Sociale insecten verdelen onder elkaar het werk dat nodig is om hun gemeenschap in leven te houden. Gewoonlijk is er maar één dier (de koningin) dat eieren legt. Voedsel zoeken, zorgen voor de larven en op de uitkijk staan, dat is het werk van andere dieren. Ze werken instinctief en reageren op 'feromonen'(dat zijn chemische bood schappen) van de koningin. Ontwikkeling en lichaamsbouw Volwassen mieren groeien uit de eieren die de koningin legt. Eerst komen uit de eieren made-achtige larven, die daarna verpoppen. Uit de poppen komen volwassen mieren. In -Si

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2011 | | pagina 10