z oren era H P P i h 7 p O O eel zoogdieren leven meestal verborgen. Ze zijn altijd op hun hoede voor gevaar. Horen of ruiken ze iets geluiden of geuren dat op gevaar wijst, dan gaan ze ervandoor. Lang voor je ze te zien hebt gekregen. Op de grond kun je wel hun sporen vinden, als je ten minste goed kijkt. Zo kom je toch nog iets te weten over die verborgen dieren. Het beste kun je sporen zoeken op vochtige, maar toch stevige grond. Sporen vertellen je op welke manier zoogdieren zich ver plaatsen. Herten en andere hoefdieren laten heel scherpe afdrukken achter, omdat al hun gewicht wordt gedragen door één of twee harde tenen aan elke poot. Dieren die op hun tenen lopen noemen we'teengangers'. Gewoonlijk zijn ze snel en wendbaar. Bij minder vlugge zoogdieren, zoals dassen, wasberen en beren, zijn de pootafdrukken groter. Deze 'zoolgangers' bewegen zich wat logger en vaak staan hun sporen dicht bij elkaar. Bij het onderzoeken van afdrukken moetje goed kijken om het aantal tenen te tellen en om te zien of er klauwsporen zijn. Honden en vossen kunnen hun klauwen niet intrekken, katten doen dat wel als ze lopen. PROEF: Laat een schaal met een laagje zand dag en nacht op dezelfde plaats (in je tuin/buiten) staan. Zo kun je sporen van amfibieën, vogels en insecten verzamelen. Bv. een pissebed laat hele fijne afdrukken achter, kevers en duizendpoten later duidelijker sporen na. Misschien loopt er wel een egel, pad of een kikker over het zand! Die sporen lijken wel kunstwerkjes. Voedselsporen Voedselsporen van dieren zoeken en her kennen is een beetje detectivewerk. Wat je allemaal zou kunnen vinden: losse veren, stukjes schors, uitwerpselen, gebroken ei erschalen, afgeknabbelde zaden... Veel planteneters, zoals konijnen en herten, zijn gedurende de tijd waarin ze niet slapen, grotendeels bezig met eten. Vaak gebeurt dat op plaatsen waar ze altijd terugkeren. Dat ze ergens geweest zijn, kun je zien aan de afgebeten begroeiing of aan de uitwerpselen. Vleeseters laten minder sporen na en die sporen liggen ook verder uit elkaar: ze eten niet zo vaak en vreten hun prooi soms hele maal op. Wanneer een vos een vogel heeft v.Sr aangevallen, zie je op die plaats vaak veren liggen. Heeft de vos een nest muizen opge graven, dan blijft er van de prooi niets over, alleen een kuil in de grond. Geursignalen Uitwerpselen van konijnen liggen vaak in hoopjes grasbuiten. De geur ervan vertelt andere konijnen dat in dit gebied al iemand woont. Bij planteneters zijn de uitwerpselen afgerond en vezelig. Herten eten massa's planten met weinig voedingswaarde en laten dan ook grote hoeveelheden uitwerpselen achter. Uitwerpselen van vleeseters hebben gewoonlijk een puntje en bevatten vaak haar en stukjes been. Ook vleeseters bakenen hiermee hun territorium af. Anja van der Giessen De schors activeert de darmen door zijn harsgehalte. De bessen bevatten veel vitamine C. Van de vruchten wordt jam, vruchtensap en vlier bessenjenever gemaakt. Vlier zou rustgevend, bloedreinigend, vochtafdrijvend en laxerend zijn. Let op: alle niet rijpe groene delen van bessen en bloesem zijn giftig! Het Judasoortje komt het gehele jaar voor. Meestal vind je het op oude vlierstruiken, maar soms is het ook op ander loofhout te vinden. Het is een trilzwam van 2,5-7,5 cm. Ze groeien vaak in groepjes. De buitenkant is roodbruin van kleur en voelt fluwelig aan. De binnenkant is een beetje roze van kleur. De paddenstoel is taai elastisch, net als je oor. Voel er maar eens aan. In vochtige perioden zijn de paddenstoelen zacht, maar bij droogte kunnen ze steenhard worden. Zodra het weer vochtig wordt, worden de judasoortjes weer zacht en sappig. Hoewel het judasoortje weinig smaak heeft, eten ze het in Japan en China graag. van der Giessen Anja De Vlier is een struik met donkergroene bla deren, die wel 10 meter hoog kan worden. De knoppen of blaadjes staan telkens tegen over elkaar. Anders dan bij andere struiken en bomen, kun je bij de vlier in de winter nog een stukje van de blaadjes zien. Die steken een eindje uit de knoppen. Vlieren hebben een asgrauwe, wrattige schors, die later vaak gebarsten en gescheurd is. Heb je wel eens aan een vlier geroken? Wat vind je daar van? De takken zijn hol. Bij jonge takken zit daar merg in. Van oudere takken kun je een fluitje maken. Daar komt de naam 'flierefluiter' vandaan. De struik bloeit vanaf mei tot juli met witgelige bloemenschermen. In de nazomer komen er glanzende, zwartpaarse bessen aan. De zaden worden verspreid door vogels die de bessen eten. Dat zijn vooral spreeuwen die gek zijn op de zwart/paarse bessen. De vlier groeit overal goed waar de grond veel stikstof bevat. Bij verwaarloosde huizen bijvoorbeeld, op kerkhoven of rond konijnen holen. Op deze plaatsen is de grond verrijkt door afbraak van organisch materiaal, zoals mest. Op boerenerven werd de struikvaakaange- plant als erfbeplanting, omdat de vlierfee Vrouw Holle de bewoners beschermde. In de natuurgeneeskunde staat de vlierstruik hoog aangeschreven: bladeren, bloesem, schors, bessen, ....Alles is bruikbaar. De bladeren bevatten Kaliumnitraat, wat een stimulerende werking geeft aan de nieren. De bloesem werkt zweetafdrijvend. Afval stoffen worden uit het lichaam verdreven, esem wordt wel in pannenkoeken en ebakken. De Noord-Amerikanen bloesem. Bovendien kan men siroop maken. 'M 7 ut j. _*-■ -

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2011 | | pagina 11