Het wateroppervlak: Spiegel met twee zijden jh, E3 De wolf in ons land? O V* CD P P -é Waar zitten de beestjes in de sloot? De eerste gedachte is dat ze allemaal voortdurend rondzwemmen. Maar er zijn maar weinig soorten die dat kunnen. Vissen kunnen dat wel, dankzij hun zwemblaas. Dat is een blaas met lucht. Ze kunnen zelf regelen hoeveel lucht er in die blaas moet zitten. Daarmee kunnen ze het gewicht van het water exact gelijk maken aan hun eigen gewicht. Hierdoor kan een vis stijgen en dalen in het water. Of zoals een stekelbaarsje, blijven zweven in het water. Verder kunnen eigenlijk alleen larven en poppen van de pluimmug dat. Zij hebben vier piepkleine zwemblaasjes. Watervlooien, die zomers vaak als wolken in het water zweven, kunnen wel steeds rond blijven zwemmen door het water. Ze blijven zwemmen door steeds met hun voelsprieten neerwaartse slagen te maken. Als ze daarmee ophouden, zinken ze naar de bodem. Ook klikkervisjes kunnen rond blijven zwemmen, dankzij hun staartjes. Dan is er nog de karper- luis die, op zoek naar een vis, zelf als een mini platvisje door het water zwemt. Daarmee hebben we de meeste wel gehad. Het is ook niet zo slim om veel door het open waterte zwemmen:je valt op! Je moet dus snel zijn of andere maatregelen treffen: jezelf verstoppen, niet opvallen of heel doorzich tig zijn. Zelfs een uitstekende zwemmer als de geelgerande watertor, zwemt maar een klein deel van de dag door het water als hij van de ene rustplaats naar de andere gaat. Meestal hangt hij hangt ademend aan de oppervlakte, rust tussen de waterplanten of onder een steen op de bodem en verstopt zich daarbij zo goed mogelijk. Het wateroppervlak is een belangrijk en bij zonder leefgebied. Op zomerse dagen ligt het stil als een spiegel. Onder deze spiegel is er veel te beleven. Maar de spiegel zelf is ook heel interessant. Het wateroppervlak het oppervlak glijdt alsof het een ijsvlakte is. Geholpen door bijzondere voeten loopt dit insect op het water en zakt het niet door het vlies. Het drukt er alleen kleine kuiltjes in, zoals een trampolinespringer in het zeil. Sterker nog: hij kan er zelfs op springen als op een trampoline. Valt er een klein vliegje op het water, dan zijn schaatsenrijders er als de kippen bij om het hapje aan te boren en leeg te zuigen. Draaikevertjes, die half in en half op het water liggen, leven van gevallen insecten. Ook de vijverloper beweegt zich af en toe over het water om ook een graantje mee te pikken. De onderkant van het wateroppervlak is de plaats waar veel dieren zich verzamelen om adem te halen. Want bijna alle diersoorten, ook die onderwater, hebben zuurstof nodig. En als ze niet genoeg hebben aan de zuurstof in het water moet die uit de lucht gehaald worden. Dus moeten ze naar boven, naar de oppervlakte. Zelfs vissen komen aan de op pervlakte om het zuurstofrijke bovenlaagje vormt namelijk een onzichtbaar vlies dat toch heel stevig kan zijn. Zo stevig zelfs dat sommige dieren er op kunnen lopen. De kracht die het wateroppervlak stevig maakt noemen we oppervlaktespanning. Grotere wezens zoals mensen en kikkers, merken er niets van als ze in het water springen. Maar voor de kleinste is het een taaie, stroperige laag waar ze niet doorheen, maar ook niet meer vanaf kunnen. Een kleine libel die op het water valt is meestal reddeloos verloren. Juist omdat er hier zoveel slachtoffers vallen, is er altijd voedsel. En dus hebben een aan tal soorten er hun leefgebied van gemaakt. Hun lichaam is aangepast om er te kunnen leven. Op hun lijf en poten zorgen ingevette haren of een bijzondere structuur er voor dat het water wordt afgestoten. Het bekendste voorbeeld is wel de schaatsenrijder, die over op te happen als er te weinig in het water zit. Veel insecten "hangen" een tijd aan het wateroppervlak om lucht in te ademen. Geelgerande waterkevers en bootsmannetjes bijvoorbeeld. Sommige insecten doen dit heel vaaken hebben daarvoor speciale borstels en adembuizen. Dat kun je bijvoorbeeld zien bij muggenlarven, die belangrijk voedsel zijn voor vissen en bootsmannetjes. Je zou verwachten datje de dieren hier voor het opscheppen hebt, maar ze schieten wel bliksemsnel naar beneden als ze jou met het net zien! Anja van der Giessen Cv. •QC cö O» in rH O» In ons land kwam vroeger een aantal dier soorten voor die er nu niet meerzijn. Sommige zijn verdwenen omdat ze zijn uitgestorven. Denk maar aan de mammoet of sabeltand- tijger. Sommige komen in andere landen nog steeds voor, zoals de wolf of lynx. Grote roofdieren zijn er in ons land niet.Toch is er soms ineens een spectaculaire waarneming. Zo werden er vorig jaar ineens wolven gezien. In België bij het dorpje Gedinne werden af gelopen zomer regelmatig schapen dood gebeten. Een dierenarts dacht dat een lynx de dader was. Lynxen zijn grote katachtigen. Onderzoekers bekeken de bijtsporen van een dood schaap en ontdekten dat het geen lynx was. Het leek eerder om een ontsnapte hond te gaan. Ze hingen een nacht een filmcamera bij het dode schaap. Na het bekijken van de beelden zagen ze een beest dat op een hond leeken heel voorzichtig aan het schaap snuf felde. Al snel werd duidelijk dat dit bange dier geen hond was. Er werd nog twee nachten gefilmd en de beelden werden ook aan een wolvenkenner getoond. Inderdaad was het een wolf! Ook in Nederland werd een wolf gezien, bij Duiven bij Arnhem vlak bij de grens met Duitsland. Verschillende mensen maakten foto's en stuurden die naar de vereniging 'Wolven in Nederland'. Specialisten gaven aan dat het een wolf kon zijn, maar ze durfden het niet met zekerheid te zeggen. Al jaren voorspellen wetenschappers dat de wolf er aan komt. Vanuit Duitsland trekken ze steeds verder richting ons land. Het lijkt er op dat ze nu vlak bij zijn. Maar of ze ooit in ons land kunnen blijven is maar de vraag. Als we grotere natuurgebieden zouden hebben, kunnen we ze misschien weer terug krijgen. Mensen zijn erg bang voor wolven. Maar wist je dat wolven heel erg bang zijn voor mensen? Het is erg moeilijk om in de natuur een wolf te zien te krijgen. Ze zijn erg schuw en blijven op grote afstand van mensen. Je hoeft dus niet bang te zijn dat een wolfje achtervolgt of op eet, zoals in het sprookje van Roodkapje. De grootste wilde dieren die bij ons in de buurt voorkomen zijn vossen en reeën. Wie een beetje moeite doet, kan die makkelijk te zien krijgen. Voorlopig moeten we het dus nog even zonder deze prachtige dieren doen. Sandra Dobbelaar O O -c GO QJ c 3 3d

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2012 | | pagina 9