Slakkeninventarisatie Canisvliet, Westdorpe GC h— Op 28-1-2010 bezocht de Slakkenwerk- groep KNNV-Afd. Bevelanden de Canisvliet ten zuiden van Westdorpe (km-hokken 44/45-360).'Kreken in het Zeeuwse land, allemaal hetzelfde'zou je denken. Dus niet, hier deed het beeld met de vele bomen soms parkachtig aan. Het slakkenwerk werd ditmaal verricht dooreen enkeling, ondergetekende. De locatie De bezochte plek ligt aan de oostzijde van het Kanaal Terneuzen Gent, bij Westdorpe. De historie van het gebied zal complex zijn, een houvast zijn de poldergegevens van Wilderom (1973). Daarvan kan ik hier alleen noemen dat het om de polders St. Antonie en Canisvliet Binnen gaat, respectievelijk westelijk en oostelijk van de Canisvlietsche Kreek gelegen en beide bedijkt in 1787. Het was niet voor het eerst dat de gronden hier bedijkt werden; De Kraker (2002) schrijft bij de behandeling van een militaire kaart uit 1644 over een overstroming van polders die reeds in 1586 had plaatsgevonden. Die kaart laat een kreek zien in de schorre van Canisvliet, die in open verbinding stond met de Schelde. Op de oever van de kreek, aan de landzijde, lag een fortenlinie. De huidige Canisvlietsche Kreek is een restant van deze getijdenkreek. Tot diep in de vorige eeuw was de Canisvliet sche Kreek nog verbonden met de Molen kreek in het noorden en de Zuidkreek in het zuiden. De kreek was omgeven door akkers. Na 1962 is dat beeld sterk gewijzigd door een kanaalverbreding, en een ruilverkave ling die in dezelfde tijd werd ingezet. Specie uit het kanaal werd gebruikt om de land bouwkundig minderwaardige, 'waterzieke' gronden te verbeteren. De zwak glooiende kreekoevers verdwenen; nu vormen steile oevers de abrupte overgang tussen land en water. Op de oever verschenen stroken bos, met iep en eik. Staatsbosbeheer werd beheerder van de kreek. Veel later, in 1997, is er rondom de kreek nieuwe natuur ont wikkeld. Er werden gronden afgegraven en tot vochtig of nat grasland omgevormd, onder andere voor overwinterende vogels. De bodem van de afgegraven terreinen bestaat uit kalkarm zand, met restanten van een veenlaag (Sival, c.s., 2007). Twee jaar later werd de kreek ge saneerd en geïsoleerd van de hoofdwater gang. Hydrobiologisch gezien is dat laatste geen succes geworden. De kreek was licht brak met een wisselend waterpeil, maar door alle maatregelen is het nu zoet met een vast, hoog waterpeil (Tombeur, 2009). Op stap Door diverse omstandigheden was deze in ventarisatie eenmanswerk. Vanaf een bushalte in Sas van Gent ben ik naar het gebied gelopen 10 via de brug over het kanaal en binnen langs de oostelijke kanaaloever, over de Sint An- thoniekade. Na het verlaten van wat be bouwing zitje dan al snel in het westelijke kilometerhok en kan er gespeurd worden. Door het winterse weer, voorafgegaan aan de excursiedatum, waren de meeste slakjes vermoedelijk diep weggedoken. Onder een dikke plastic plaat was gelukkig meteen een behaarde slak te vinden, een soort die bij de inventarisaties zelden ontbreekt. Gewroet in het gras van het dijktalud gaf een vers, leeg huis van een grote kartuizerslak. Het was dus toch niet voor niets hier te lopen. Echte graslandsoorten. Aan de linkerkant van de weg lag een dijksloot met hier en daar een deels afgegraven dam naar het natuurgrasland. Die toegangen waren ver moedelijk opgeheven, want het prikkeldraad op de grens van het grasland was niet onder broken met een damhek. Op de verlaagde dammen groeide riet, dat bij het klepelen van de sloottaluds deels was meegenomen. Het zoeken tussen de scherpe stoppels was daar niet eenvoudig en leverde slechts lege huisjes van een nieuwe soort op, de gewone barnsteenslak. Tussen het niet gemaaide riet kwam een leeg huis van de heesterslak tevoorschijn. Dat is een mooie slak, zo groot als een tuinslak, maar dan donkerbruin met lichtere vlekjes. Er is ook een donkere spiraalband te zien. Die hees terslakken werden in grotere aantallen ge vonden in smalle rietstrookjes bovenaan op het talud, daar waar de maaimachine net niet geweest was. In dat strookje was veel geklepeld materiaal terecht gekomen. De heesterslakken overwinterden daar diep in de versnipperde plantenresten, vermoedelijk goed beschermd tegen de vorst. Hier heb ik nog strooisel verzameld voor nader onder zoek naar de kleinste slakjes. De sloot vroeg hier als laatste om aandacht, want de waterslakjes horen ook bij de in ventarisatie. Het was niet moeilijk er een paar op te vissen met een keukenzeef. Het bleek steeds om Jenkins' waterhoren te gaan, met een huisje ter grootte van een wadslakje. Vele waren nog niet volgroeid en ze waren steeds bedekt met een donkere laag aangroeisel. De soort kan op brakke omstandigheden duiden, zeker als er geen enkele echte zoetwatersoort voorkomt. Toegang natuurgebied Verderop kwam ik bij een afslag, de Anthonie- /eggetje leidt naar de kreek. Aan it is het al eerder genoemde natuurgrasland en rechts een akker en een stuk met ruig gras. Bij de toegang tot het na tuurgrasland was het nat, ofwel in beheers- termen: piasdras. Ik heb nog even met een zeef in plasjes gevist naar slakjes, wat niets opleverde. Ook het keren van een stuk hout liet geen slakjes zien. Verderop langs de dreef heb ik opnieuw in maaisel gekeken. Daar wederom heesterslakken, aangevuld met behaarde slak, en bruine blinkslak. Lege huisjes van kelder-glansslak en gewone barnsteenslak vulden dit magere rijtje aan. Hier heb ik eveneens strooisel verzameld, dat bij het eerdere spul gevoegd werd. De situatie was hetzelfde: een geklepelde berm bij de sloot. Dat strooisel leverde, niet onverwacht, slanke dwergslak op. Dat had ik in het veld eigenlijk al gezien, maar onder een binoculair heb je zekerheid. Het slakje is nauwelijks twee millimeter lang en de breedte is nog geen millimeter. Een andere lilliputter is het dwergpuntje. Beide slakjes zijn echt juweeltjes om te zien. Ook gevonden, en iets groter, zijn de geribde jachthoren slakken en een enkel ammonshorentje. Even heb ik in het stuk met ruig gras gekeken. Vermoedelijk een kavel dat geen landbouw kundig gebruik meer had. Dit vochtige tot natte land was moeilijk op slakjes te onder zoeken door de dichte graszode. Zonder re sultaat gaf ik het al gauw op. De kavelsloot op de grens van de akker en de beplanting langs de kreek heb ik met een zeef bemonsterd. Dat gaf aanvulling van de waterbeesten met puntige blaashoren, gewone schijfhoren en ovale poelslak (s.l.). Jenkins' waterhoren was hier enkel met oude, pikzwarte huisjes vertegenwoordigd. De soorten duiden hier op zoete, hooguit zwak brakke omstandigheden. Het in de sloot aanwezige sterrenkroos stemt daarmee overeen. Op het talud van de sloot lag de eerste gewone tuinslak, een fraai geel, leeg huisje. Bosstrook Met het betreden van de bosstrook was ik inmiddels in het naastgelegen kilometerhok beland. Het leek hier kansrijk slakken zoeken in een jong bos met veel liggend hout. Waren het stammen van gevelde zieke iepen? Er was veel wortelopslag van iep, in een loof bos waar verder ook veel eiken stonden. Het oude blad lag bruin verkleurd, maar nog gaaf op de grond. Het materiaal van het jaar daarvoor was al weg, wat kan inhouden dat de strooiselvertering niet echt slecht is. Dit kan duiden op wat kalk in de bodem. Bij het P P m P

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2012 | | pagina 6