Bloemdijken in Zeeuws-Vlaanderen
d
GC
h—
weghalen van het blad werden naast wat
oude slakkenhuisjes van de bruine glansslak
nog twee levende doorschijnende glasslakken
gevonden. Veel zin had het zoeken hier
verder niet. Onder een tak zat nog wel een
klein naaktslakje, de egel-wegslak.
Ik koos het pad langs de kreek in noordelijke
richting en nam een watermonster uit de
kreek op een plek met overhangend ge
boomte. Dat was vissen in een laag rottend
blad, wat natuurlijk helemaal geen slak in
de zeef bracht.
Verderop was een hoge oever met ruigte.
De oogst bestond hier uit een leeg huisje
van de langwerpige barnsteenslak en wat
levende behaarde slakken. Ik deed hier nog
een poging om de lage rietoever te bekijken,
waar op het oog echter geen enkele slak
was te bekennen. Toegegeven, het enthou
siasme was er een beetje uit en een natte
voet in het nog lagere deel had ik er verder
niet voor over.
Noordoever
Bij de noordoever gekomen, ben ik alsnog
gaan vissen. De hoge oever kalft hier af, de
begroeiing op de rand bestaat voornamelijk
uit pollen pitrus. Dat is een soort van een
kalkarm, zoet milieu. Het gras is of platge
trapt of begraasd, ik heb dat verder niet
goed bekeken. Let wel, dit is een winterbeeld.
In de vegetatieperiode zal de indruk van de
vegetatie hopelijk kleurrijker zijn. In het on
diepe water langs de kant zag ik een bodem
die vermoedelijk weinig rust kent. Het was
zandig, zonder slib en zonder begroeiing.
Vermoedelijk bestond de waterbodem uit
afgekalfde grond. Dat was vissen in een leegte.
In de zeef bleef alleen wat gruis achter, niets
wees op de aanwezigheid van waterleven,
dus ook niet van slakken. Een blik over
het water bood een prachtig beeld: water,
smalle rietoevers en omringend geboomte.
Bij elkaar was het echter wel sterk afwijkend
van het gangbare beeld van een Zeeuwse
kreek, een open ruimte met veel riet en zonder
bomen.
Terug
Het pad naar de brug over het kanaal was
voornamelijk een bospad of een pad langs
een bosrand. Niet onaardig om daar te lopen,
wel flink nat. Soms was er een insteek naar
een vogelkijkscherm langs water of nat
grasland. Op een plek met betonblokken
die als 'step-over' dienden heb ik de laatste
slakjes gezocht. Het waren twee geribde
jachthorenslakken, laag op de zijkant van
het blok en beschut door gras. Daarmee
werd de slakkenexcursie beëindigd en was
het alleen nog het wandelen naar de bushalte
in Sas van Gent, die ook als startpunt genomen
was.
Tot slot
Met 14 land- en 4 waterslakken -15 levend
en 3 dood/leeg - is een matig resultaat geboekt
op deze locatie. Het gaat om algemene, min
der karakteristieke soorten; Rode-Lijstsoor-
ten zijn niet gevonden. Bij een onderzoek in
de zomerperiode, met meer mensen, zijn de
aantallen vermoedelijk goed aan te vullen. Qua
vochtigheid zijn er voldoende mogelijkheden
voor slakken, ook is het zoete tot hooguit
zwak brakke karakter van het oppervlakte
water en ondiepe grondwater gunstig. Een
kalkrijke grond is een voorwaarde voor een
rijke slakkenfauna. Gebrek aan kennis van
de bodem is een onzekere factor met be
trekking tot de nog te verwachten soorten.
Uit het bronnenonderzoek is onduidelijk
gebleven hoe het met het kalkgehalte van
de bodem zit. Alleen van de afgegraven de
len wordt'kalkarm zand'genoemd. Hoe het
met de overige delen zit is niet nagegaan. De
historische gegevens zouden op kalkrijke
afzettingen duiden, er is hier jonge zeeklei
afgezet. Anderzijds is er grond verwerkt van
de kanaalverbreding, waarvan de aard mij
onbekend is. Daarnaast heb ik niet uitgezocht
waar die grond zoal verwerkt is. Het resultaat
van deze inventarisatie laat dus geen harde
conclusies toe over de geschiktheid van het
gebied voor de slakken.
Literatuur
- Kraker, A. de, 2002. Sas van Gent belegerd.
In: Werken met Zeeuwse kaarten (F. Beekman,
c.s.), Uitgeverij Matrijs, Utrecht, p. 107-109.
- Wilderom, M.H., 1973.Tussen Afsluitdammen
en Deltadijken IV, Zeeuwsch-Vlaanderen. -
Den Boer, Middelburg. 567 p.p.
-Sival,F.R,W.J.Chardon en M.van Rooij,2007.
Fosfaat en natuurontwikkeling op voormalige
landbouwgronden in de provincie Zeeland -
Alterra, Wageningen; Alterra-rapport, 1495,
100 p.p.
-Tombeur, F.L.L., 2009. Een Zeeuwse kreek is
geen bak met water. - De Steltkluut, 39(4): 6-10.
12
Soortenlijst mollusken Canisvliet e.o., Westdorpe (km-hok 44/45-360); inventarisatie
28-1-2010, Slakkenwerkgroep KNNV-Afd. Bevelanden.
levend
levend
dood
dood
juv
ad
juv
ad
land: huisjesslakken
Aegopinella nitidula
Bruine blinkslak
2
1
Aegopinella nitidula
Heesterslak
3
1
1
2
Carychium tridentatum
Slanke dwergslak
1
2
Cepaea nemoralis
Gewone tuinslak
1
Monacha cantiana
Grote karthuizerslak
1
Nesovitrea hammonis
Ammonshorentje
1
Oxychilus cellarius
Kelder-glansslak
1
1
Punctum pygmaeum
Dwergpuntje
4
2
1
Succinea oblong a
Langwerpige barnsteenslak
1
Succinea putris
Gewone barnsteenslak
3
1
Trichia hispida
Haarslak
6
3
2
Vallonia costata
Geribde jachthorenslak
2
2
Vitrina pellucida
Doorschijnende glasslak
3
1
land: naaktslakken
Arion intermedius
Egel-wegslak
1
water: huisjesslakken
Planorbis planorbis
Gewone schijfhoren
5
Potamopyrgus antipodarum
Jenkins'waterhoren
8
2
Radix ovata/ peregra
Ovale poelslak s.l.
8
2
Physella acuta
Puntige blaashoren
1
Harry Raad
Dijken vormen een belangrijk onderdeel
van de ontstaansgeschiedenis van Zeeuws-
Vlaanderen. Ook nu nog zijn ze beeldbepalend
en dragen ze bij aan de beleefbaarheid en
de specifieke natuurwaarden in onze regio.
Ze zijn belangrijk als verbindingszone voor
dieren tussen allerlei gebieden.
De huidige zeedijk is de hoogste en breedste
dijk. Hier heeft de veiligheid de hoogste
prioriteit. Deze dijken zijn grotendeels in ei
gendom van het waterschap. De direct achter
de zeedijk gelegen tweede waterkering is
eveneens van groot belang voor de veiligheid.
Op deze dijken worden meestal geen bomen
aangeplant. De dijken hierachter (dus meer
het binnenland in) hebben geen waterke-
rende functie meer. Deze dijken zijn veel
ouder dan de meer aan zee gelegen dijken.
Ze zijn duidelijk lager en minder breed. Dat
is deels zo ontstaan omdat de kleilaag aan
dejaujtenzijde gebruikt is bij de aanleg van
1 dijken. De provincie Zeeland heeft
rinnendijken een visie opgesteld.
Ze zijn onderverdeeld in landschappelijke
dijken, fauna dijken en bloemdijken. De ver
deling hiervan is gebaseerd op de ligging van
de dijk ten opzichte van de zon, de grond
slag, eventueel reeds aanwezige bomenrijen
en moeilijkheden voor de ontwikkeling van
bijzondere vegetaties.
Op landschappelijke dijken zijn vooral de
bomen van belang. Kenmerkend voor onze
regio zijn de bomenrijen (enkele, dubbele,
of soms zelfs 4 rijen). Meestal betreft het po
pulieren. In het verleden werden ook veel
iepen aangeplant. Vanwege de iepziekte is
deze soort jammer genoeg veel minder te
zien. Het zou waardevol zijn weer eens wat
dijken te beplanten met iepen rassen die re
sistent zijn tegen de iepziekte. Op kleinere
schaal zijn er in onze regio ook dijken met
knotbomen, essen en walnoten.
Faunadijken bestaan vooral uit een afwisseling
van struwelen, ruigte, bomenrijen, solitaire
bomen en bloemrijke vegetatie.
Op de gespecificeerde bloemdijken staat de
TJ1
Pt
P
O
p
p
m
Q