O Mijn naam is Haas cp? w»mw< Ws- B C- - - - - Al ooit deze uitspraak gehoord? Weet je wat dit betekent? Dit geeft aan dat iemand van niets weet of ergens niets mee te maken wilt hebben. Zo zijn er ook nog een veelal andere spreek woorden over en met de haas. Hieronder een paar meest gebruikelijkste ervan. Een hazenslaapje- Een lichte slaap. De haas slaapt zeer licht en is makkelijk te wekken. Hij heeft schoenen van hazenleer - Hij kan ontzettend hard lopen. Angsthaas - zeer bang uitgevallen persoon, verwijzend naar de waakzaamheid van de haas. Hazenraadsel Hieronder een paar bijzonder "haas achtig" benoemingen. Weetje wat ze betekenen? Lepels - pluim - rammelaar - moer - leger De antwoorden vind je verder in de tekst Heb oren als een Op het eerste gezicht lijkt een haas veel op het konijn, maar hij is veel groter, heeft veel grotere oren en langere benen. Hij wordt wel tot 73 centimeter lang en ongeveer 30 centimeter hoog. Het mannetje ("rammelaar" of "ram") is iets zwaarder dan het vrouwtje ("moer" of "moerhaas"). De haas heeft zeer lange oren ook lepels genoemd (tot 13 cm) waarmee hij uitstekend kan horen. Ze kunnen los van elkaar bewegen en kunnen zo van iedere richting geluid op vangen. De grote, goudbruine ogen zitten op de zijkant en omringd door een iets lichtere vacht. Hij kan ermee 360° kijken, dus hoeft zijn hoofd niet te draaien om zijn omgeving in de gaten te kunnen houden. Ook heeft de haas een heel goede reukzin. Door voortdurend te snuffelen kan hij van alle geurtjes (vrouwtjes, vijanden) ruiken. Zijn kleine zwarte staartje (ook pluim genoemd) is aan de onderkant wit, dit kan je heel goed zien als hij weghuppelt. De achterpoten zijn langer en krachtiger dan de voorpoten. Ie dere poot heeft vijf tenen en behaarde zooi- kussens. De Europese haas heeft afhankelijk waar hij leeft een grijzig geel- tot roestbruine vacht, die hem helpt zich goed in het veld, bos of in en wei te kunnen verstoppen (ook camou flage genoemd). En soms laat ik wat sporen achter '••a. De afdruk van de voorvoet is ongeveer 4 cm en die van de achterpoot 6 cm lang. Aan de afstand en het patroon van de sporen kan je zien wat de haas aan het doen was (eten (A), lopen (B) of vluchten (C). De keutels van een haas zijn licht- tot geel bruin of donkergroen tot zwart van kleur, en rond en licht afgeplat van vorm. En ongeveer 2 cm groot. Ze zijn groter, platter, lichter van kleur en vezelrijker dan die van een konijn. Een herkenbaar spoor is het"leger", het nest van een haas. Dit is een simpel ondiep kuiltje in het open veld of onder begroeiing. Een ander herkenbaar spoor zijn de vaste paden, wissels, die lopen over het platteland en door openingen in hagen. En je vindt me De haas komt in een groot gedeelte van Europa maar ook in Turkije tot Israël, Syrië, Noord-lrak en Iran en in West-Siberië voor. In Nederland is de haas over het hele land verspreid. Hij houdt het liefst van half- open grasvelden en weilanden, maar het liefst op akkers en grotere grasvlakten. Beschutte plaatsen, zoals hoog gras en ruige oevers, zijn heel belangrijk. De haas houdt niet van koude en vochtige bossen. Ik hou soms een "hazenslaapje" De haas blijft meestal zijn hele leven in het gebied waar hij is geboren. Hij zal het gebied alleen verlaten als in zijn woongebied geen vrouwtjes of voedsel te vinden zijn. Soms leven hazen in tijdelijke groepjes naast elkaar. In de paartijd leven de hazen in grotere groepen. Hij ligt overdag meestal platgedrukt tegen de grond of in zijn leger (kuiltje- nest). Het leger bevindt zich meestal op een zonnige, beschutte plaats en is zelf gegraven. Hier houdt hij een slaap, die zo licht is dat de haas door ieder geluid of trilling van de bodem wordt gewekt. 's Avonds wordt hij actief. Hij kan dan kilo meters afleggen op zoek naar eten. De haas beweegt zich voort met een hup pelende beweging, waarbij de achterpoten voor de voorpoten worden gezet. Hij maakt hierbij sprongen van wel een meter. Het is een goede zwemmer en kan ook een rivier oversteken. Het liefst eet ik ....(dat weet je wel) De haas eet bijna alles wat groen, sappig en knapperig is. Zoals gras, klavers, paardenbloe- men, knoppen, zaden, twijgen, wortels en landbouwgewassen als bieten, koolplanten, wortelen en granen. Maar ook eet hij schors, paddenstoelen en vruchten als appels en bessen. Soms eet de haas zijn eigen keu teltjes om eiwitten en vitaminen binnen te krijgen. Met de tanden wordt het voedsel afgesneden. Hij kauwt langere tijd voordat hij het inslikt. Delraas drinkt bijna niet, hij haalt het meeste vocht uitzijn eten. Op zoek naar een vrouwtje De paartijd wordt bij hazen rammeltijd genoemd en begint in januari en eindigt in september. De rammen verzamelen zich in kleine groepjes (tot veertien rammen) en zijn in deze tijd zeer agressief. Als meerdere rammelaars op een moerhaas (vrouwtje) afkomen zullen zij erom vechten. Staand op hun achterpoten delen ze flinke klappen en schoppen uit, waardoor het op een soort kickboksgevecht lijkt. Ook vinden er tijdens de gevechten achtervolgingen plaats, wordt er gegromd en maken de hazen hoge luchtsprongen. De ram gaat af en toe naar het vrouwtje toe en besnuffelt haar neus. Hierna richt het mannetje zich op de achterpoten en slaat met zijn voorpoten in de lucht. Als het vrouwtje er klaar voor is, zal zij het nadoen. Na een tijdje zal de moerhaas, die de gehele tijd stil op de grond lag, plotseling wegrennen, en de mannetjes haar achtervolgen. Hierbij zal ze de meeste rammen van zich afschudden. Pas wanneer één ram overgebleven is, zal zij stoppen met rennen. Hierna kan de paring volgen. En dan vele schattige, kleine haasjes De haas krijgt tot vier keer per jaar twee tot vijf jongen. De jongen kunnen zich al snel na de geboorte zelfstandig voortbewegen. Ze worden met geopende ogen geboren. Pasgeboren haasjes zijn geheel geurloos, zodat roofdieren als vossen ze niet kunnen ontdekken. De eerste dagen blijven de jongen bij elkaar, maar hierna zoekt ieder zijn eigen legertje waar hij zich de gehele dag in verbergt. De moeder zorgt alleen voor de jongen, maar laat ze het grootste deel van de dag alleen. Als het vrouwtje de jongen wil zogen geeft ze een laag geluid. De jongen verzamelen zich dan, meestal op de plek waar ze geboren zijn, en worden vijf minuten lang gezoogd. Daarna laat het vrouwtje ze weer alleen en zoeken de jongen hun plekje weer op. Na gemiddeld vier weken zijn de jonge hazen zelfstandig en gaan over op vaste voeding. Ze groeien vrij snel. Na 3 maanden zijn ze op volwassen gewicht. Elisabeth Hoek

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2013 | | pagina 11