a I i Traditioneel beheer op de akkers van Het Zeeuwse Landschap Sovon-avond 2012 O cn p o: Met een kleine ploeg mensen staan we te schoffelen tussen de bieten. De zon staat hoog aan de hemel, ledereen werkt in korte broek want het is broeierig weer. Onafgebroken horen we de veldleeuwerik zingen. Het is een heerlijk geluid. Dan is het weer even helemaal stil en hoor je alleen in de verte een tractor wat ronken. Bij de akkerrand aangekomen zien we een fraaie bloemenpracht met korenbloem en klaproos. Wat later zien we een groepje patrijzen tussen de bieten rondscharrelen. Na de middag gaan we bonenruiters maken. Met stokken moeten er oppers worden gemaakt, waarover de geoog ste bonen worden gehangen. Het is best een precies werkje. Als je het niet goed stapelt, valt alles er makkelijk weer vanaf... Is dit een sfeerbeeld uit het boerenleven van een eeuw geleden? Zomaar een werkdag zoals destijds voor een groot deel van de Zeeuwse inwoners heel gewoon was? Tegenwoordig kent bijna niemand meer het traditionele werk op de akkers. De modernisering van de land bouw is vanzelfsprekend niet tegen te houden. Maar het is toch wel jammer dat hiermee de kennis en het beleven van het aloude landschap steeds verder verloren dreigt te gaan. In vergelijking met andere soorten natuur, gaat het erg slecht met de boerenlandnatuur. Waar het met de vogels van de bossen of moerasgebieden relatief goed gaat, hebben de vogels van akkers veel moeite om te over leven. In vergelijking van pakweg twintig jaar geleden is nog slechts een fractie van de veldleeuweriken en patrijzen aanwezig. Geelgors en grauwe gors zijn als broedvogel zelfs helemaal verdwenen. Hetzelfde beeld zien we bij de planten. Ouderen herinneren zich vast wel dat akkertjes vroeger veel kleinschaliger waren en door alle bloeiende planten ook veel kleurrijker. Schaalvergroting en moderne teeltmethoden laten weinig leef ruimte voor soorten die vroeger het landschap een aangenaam tintje gaven. Een aantal orga nisaties heeft de handen ineen geslagen om de teloorgang te keren. Cultuurhistorie op de akkers blijkt hier hand in hand te gaan met het behoud van natuur. En dat is eigenlijk best logisch, want als je precies zo werkt als vroeger, krijgen vogels en planten opnieuw dezelfde leefruimte. De Schommeling Enkele jaren terug begon Het Zeeuwse Land schap een akkerproject aan de Schommeling bij Heikant, aan de rand van het waterwin gebied (en op enkele andere plekjes), met als doel is om de natuurwaarden van akkers terug op te krikken. Op deze plek zijn weer kleinschalige akkertjes aanwezig. Er worden weer traditionele gewassen geteeld zoals Hemelgerst, Evie en St Jansrogge. De akkertjes zijn direct al weer erg bloemrijk met als topper de Franse silene, een plant die uit Nederland verdwenen was. Hier is een nieuwe vrijwilligers- werkgroep aan de slag gegaan: Werkgroep traditioneel agrarisch natuurbeheer. Het werk bestaat uit het onderhoud aan de kleinschalige biologische akkers (onkruid vrij houden), traditionele manier van oogsten, zoals oppers maken, oogsten van zaad van gewenste ak kerkruiden ed. Voor deze groep worden nog nieuwe vrijwilligers gezocht, waarbij ieder een zelf mag bepalen hoeveel tijd hij/zij in het project steekt. Zodat het hierboven geschetste plaatje er niet alleen een vanuit het verleden is, maar hopelijk ook weer een van de toekomst. Het project wordt onder steund door Landschapsbeheer Zeeland. Geïnteresseerden en kunnen zich melden bij Alex Wieland, 06-12352169, elsenalex@ hetnet.nl Lucien Calle 14 De Steltkluut organiseerde dit jaar de Sovon- avond in het stadhuis van Terneuzen. Er waren acht sprekers en ruim tien geïnteresseerden. De eerste spreker, Alex Wieland, bracht verslag uit over vijfjaar broedvogels inventariseren door Steltkluutleden in vijf plaatsen van de gemeente Terneuzen, de opdrachtgever. Er zijn duidelijke verschillen tussen de stenen kernen Terneuzen en Sas van Gent in vergelij king met de meer groene plaatsen als Biervliet, Zaamslag en Axel. In de steden vinden we minder soorten in grotere aantallen zoals de Turkse Tortel en de Gierzwaluw. In de dorpen vinden we meer broedvogelsoorten, maar meestal in kleinere aantallen, zoals de Rood- borst en de Groene Specht. Jan-Willem Vergeer, coördinator van de tellingen in Zeeland en Zuid Holland, gaf vervolgens een overzicht van het verloop van de ganzen- en zwanenaantallen in de winter van 2010. Door de abrupte kou met veel sneeuw in december zijn de ganzen duidelijk uitgeweken van Friesland naar Zuid West Nederland en Vlaanderen. Het is een duidelijke ontwikkeling dat de soorten langzaam aan steeds vroeger uit hun zomergebieden onze kant op komen. Per soort gaf hij een beeld, waarvan alle tellers binnenkort een verslag krijgen. René Steijn, medewerker van de Provincie Zeeland, stelde dat de opvang in de zogeheten opvanggebieden voor ganzen (aangewezen in 2005) in Zeeland ongeveer 60% van de Grauwe Gans en de Kolgans bergen. De schadevergoeding aan boeren buiten die gebieden is beëindigd en daar mogen de ganzen worden bejaagd. Inmiddels zijn de provincies verantwoordelijk voor het beleid in plaats van het Ministerie van LNV, dat ook al jaren heeft bezuinigd op schadevergoeding. De jagers willen niet meer meedoen in het overleg. Rob Remmerts hield een omstandig verhaal over het herkennen van de soorten en on dersoorten van de Grote Rietgans, die in Zeeuws-Vlaanderen relatief veel pleistert. Vervolgens kwam het verrassende en geest driftige verhaal van professor Eckhart Kuijken. In zijn periode bij de Belgische Jeugdbond begon hij ganzen te tellen in de polders rond Damme (1958). De aanwezigheid van ganzen was er eigenlijk niet bekend. Het bleek mogelijk om de jagers onder leiding van graaf Lippens over te halen de jacht te staken in de echte wintermaanden in 1964. Een landelijk verbod op het bejagen van ganzen in België kwam er in 1981. Toch kan niet duidelijk gesteld worden dat de nog voortdurende toename van pleiste rende aantallen het expliciete gevolg is van het gestopte bejagen. Sinds 1958 zijn heel veel waarnemingen gedaan en die geven duidelijk aan dat de toenemende aantallen pas overeen groter gebied gaan pleisteren als een bepaalde dichtheid van weilandbezetting is bereikt.Tegen woordig komen er 10.000 Kleine Rietganzen en 20.000 Kolganzen. Soms vertegenwoordigen de aantallen Kleine Rietgans zelfs bijna de hele broedpopulatie van Spitsbergen (90% in 2000). De twee soorten verschillen in de manier waarop zij hun winterkwartier uitbreiden onder invloed van de groeiende aantallen. De Kleine Rietgans heeft te maken met een tekort aan gras op de bekende weilanden door zijn toenemende aantallen. Langzaam aan hebben ze er steeds wat weilanden in de buurt bij genomen om aan voldoende eten te komen tijdens het Belgische winter verblijf. Alle stippen van de Kleine Rietgans op een actuele verspreidingskaart staan nog steeds dicht bij elkaar in een driehoekig poldergebied. De toenemende aantallen Kolgans vertonen een ander patroon. Als de begrazingsdruk te hoog is voor het weiland of als de ganzen tekort komen aan gras, worden vanuit het bekende gebied nieuwe weilanden verder weg gekozen. Dat gebeurt door kleine groepen over afstanden van enkele kilometers. Door het intensief observeren van gemerkte beesten is vastgesteld dat in die nieuwe pleisterkolonies ook al veel dieren komen die het oude centrale terrein al niet eens meer bezoeken als ze vanuit hun broedgebieden komen en dat zij direct op de nieuwere pleisterplekken afvliegen. Vanuit zijn ervaringen zegt Kuijken dat hij wel inziet dat de veel grotere druk door de aantallen in Nederland (tot soms bijna 2 miljoen in januari) heel anders is dan de situatie rond Damme. Aanpakken is misschien niet te ver mijden, maar laat de ganzen zoveel moge lijk zelf reguleren hoe zij zich verspreiden in de winter, want ze hebben hun eigen patroon. Ga op de ganzen vooral niet jagen want dan hebben ze veel meer energie nodig en die grotere schade wordt over een veel groter weidegebied gespreid. Jaap Woets .O rji Pt ^6^355

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2013 | | pagina 8