uit de planologiewerkgroep: Aantasting karreveld Koningsdijk Broedvogelkartering 2012 Saeftinghe I ts CO CO CO op 19-10 gehoord bijTELH door MC. Overige meldingen: op 26-10(1) bij TELH (HB), op 26-10 (2) bij BN, op 3-11 (1bij BZ (HC), op 13-11 (2) bij Zuiddorpe (LB), op 12-12 (1) bij BZ (SP), op21-12en 26-12 (2) bij Hoek (HC), op 26-12 (1) bij BZ (SP). 2 Witkopstaartmezen werden foeragerend in een groep normale Staatmezen gezien door BvB op het Eiland van Meijer. Een heuse Zwarte Ibis liet zich verrassend zien opTELM tijdens de Birdwatch van 2013 (AD, HM, BvB, AvH, BV). Zie foto elders in het blad. De Zwarte Specht werd tussen 7-11 en 30-12 gezien op de bekende plaats in het bos van Clinge (TJ, HC, BvB). Een rustende Zwarte Stern werd op 19-10 gezien bij VLVS (HC). Hiernaastvolgen de namen van de mensen, van wie ik gegevens heb verwerkt in boven staande. De afkortingen zijn in de tekst verwerkt. T Audenaert (TA), M Aernaut (MA), L Bekaert (LB), P Boeding (PB), B v Broekhoven (BvB), Bun (HB), M v Bunderen (MvB), L Caiie (LC), D Cameriinck (DC), M Capello (MCa), H Castelijns (HC), C Coone (CC), W Declerq (WD), C Dekker (CD), A Delzenne (AD), P Dhaiuin (PD), B Dijkstra (BD), E Drijvers (ED), C v Duijse (CvD), R Geene (RG), A v Herrewege (AvH), T v Heusden (TvH), H Hiei (HH), T Jansen (TJ), M Jeurissen (MJ), M Kiefer (MK), I Kion (IK), J Kolijn (JK), K Leysen (KL), P Maas (PM), B d Maat (BdM), E Matthijs (EM), P Meininger (PMe), D d Meulenaar (DdM), K Minnaar (KM), H Molenaar (HM), E Neve (EN), H Nijskens (HN), C Oste (CO), D Ottelander (DdO), T Ottelander (TdO), J. v Overmeeren (JvO), L Persijn (LP), Y Pieters (YP), J Pintens (JP), S Ploe- gaert (SP), J Poortvliet (JP), R Remijnse (RR), B d Rui ter (BdR), G Smet (GS), Wde Smet (WdS), M Sponse- lee (MS), T Spuessens (TS), C Stam (CS), R Tichelaar (RT), F Tombeur (FT), F v Velzen (FvV), T Vochten (TV), M v Voorst (MvV), B Vroegindeweij (BV), C Weeda (CW), A vd Wiel (AvdW), A Wieland (AW). Bert van Broekhoven Grondstort middeleeuws karrenveld Even ten westen van Kloosterzande ligt de Zoutepolder. Eén van onze oudste polders die al vóór 1200 was ingedijkt. Tussen de gehuchtjes Koningsdijk en Strooienstad ligt er tegenaan de oude zeedijk een laag wei landje. Het is een karrenveld waar ooit klei gewonnen is om de naastliggende dijk te versterken. Aan de andere kant van de dijk was er immers nog de zee. Pas tijdens het 12-jarig bestand in de Tachtigjarige Oorlog kon ten noorden van de Zoutepolder het Hoogland worden bedijkt. Het is dan 1610. De oude dijk verloor daarmee zijn zeewerende functie en dus moet het karrenveld al zijn uitgegraven vóór 1610. De structuur van het weiland en de begreppeling is dan ook mid deleeuws te noemen.Tegenwoordig mag je dat met recht een uniek stukje landschap noemen. Recent is er onderlangs de oude zeedijk een sloot opnieuw uitgegraven. En waar gegraven wordt komt grond vrij. Jammer genoeg is deze grond uitgesmeerd in de laagste delen van het karrenveld dat daarmee zijn typische middeleeuwse karakter verloor. En om het nog een beetje aan te dikken zijn daar nog wat karren met aardappel rest- grond overheen gegaan. De Steltkluut heeft om opheldering gevraagd bij het Waterschap, de verantwoordelijke voor de grondwerkzaamheden. In 2012 is het wederom gelukt om het Ver dronken Land van Saeftinghe volledig op broedvogels te inventariseren. Het gebied wordt sedert 2004 in het kader van het Broedvogel Monitoring Project jaarlijks op broedvogels geïnventariseerd. Het betreft vijf plots die alle biotopen en bijna 9% van het gebied omvatten. Daaruit is heel wat te distilleren met betrekking tot trends etc. maar toch is het wenselijk zo nu en dan de zaak integraal aan te pakken. De Vogelwerk groep en Stichting Het Zeeuwse Landschap streven er naar dit karwei elke zes jaar te klaren. De praktijk is wat weerbarstiger. In 2011 was het weer zover maar toen stak het weidevo- gelonderzoek in het oosten en westen van Zeeuws-Vlaanderen er een stokje voor. Ook dat is zo'n lange termijn onderzoek dat door leden van de Vogelwerkgroep wordt uitgevoerd. Nu is Saeftinghe niet het eerste de beste ge bied om broedvogelonderzoekte doen. Om te beginnen is het erg groot, ruim 2.250 ha begroeide schorren. Bovendien zijn er maar een paar mensen die er overal de weg kennen. Voor wie er niet of slecht bekend is, is het ronduit gevaarlijk. Dat heeft te maken met de dynamiek van het gebied, waarin getijde, sedimentatie en erosie een belangrijke rol spelen. De getijslag is er voor Nederlandse begrippen astronomisch, gemiddeld 3,5 meter bij doodtij en tot 6 meter bij springtij. Dat veroorzaakt sterke stromingen. Uiteraard luistert het getij naar de natuurwetten, doch de wind, en met name een langer doorstaande wind, heeft eveneens een grote invloed. Onder invloed van het getij worden de schorren doorsneden door dui zenden geulen en geultjes: diep (enkele meters) tot ondiep, breed (vele honderden meters) tot smal (20 centimeter), zandig tot modderig. Dit alles maakt Saeftinghe slecht toegankelijk. De voorbereidingen tot de inventarisatie begonnen dan ook al in het voorafgaande najaar. 10 Traditioneel wordt Saeftinghe op broedvogels geïnventariseerd vanaf 1 april tot in de tweede helft van juli. Dat late begin komt doordat het broedseizoen in de schorren circa twee weken later op gang komt dan landinwaarts. Voor 1 april heeft het doorgaans weinig zin om te inventariseren. Gedurende het springtij eind maart verspoelen vrijwel alle nesten, waarna de vogels vlot aan een vervolglegsel beginnen. Dat betreft voornamelijk grauwe ganzen en wilde eenden. Een enkele maal pakt dit anders uit en dat was onder meer het geval in 2012. Vanuit de Stichting werd het voldoende geacht elk blok zes maal te bezoeken. Dat betekende dat in de BMP-plots aanvullende bezoeken moesten worden ge pland. Nachtvogelonderzoek stond eveneens op het verlanglijstje. Begin maart volgde een eerste presentatie van het onderzoek aan belangstellenden in het bezoekerscentrum Saeftinghe te Emmadorp. Met de kaart erbij konden de meeste blokken worden vergeven. Diverse mensen gaven aan een blok gedurende het hele broedseizoen voor hun rekening te willen nemen. Anderen stelden zich voor enkele tellingen beschikbaar. Dat betekende dat voor menig blok een rooster moest worden samengesteld. Voor heel wat mensen was het een eerste kennismaking met broedvogel- onderzoek in het gebied. Dat betekende dat bij de eerste tochten begeleiding nodig was. Mensen zonder gebiedskennis kregen alleen blokken toegewezen die grensden aan de dijk. In een uitgebreide instructie die aan alle medewerkers werd uitgedeeld, werd niet alleen de inventarisatiemethodiek behandeld, maar ook de trefkans van bepaal de soorten en waar ze te vinden in het schor. Belangrijk was de uitvoerige informatie met betrekking tot het getij, zoals veilige marges en indien gewenst looproutes. Het Zeeuwse Landschap zorgde voor kaartmateriaal. Bo vendien kon gebruik gemaakt worden van de GPS-sen die door de Stichting in bruik leen zijn gegeven aan de BMP-werkgroep. Een beperkt aantal mensen voerden - waar mogelijk - een afzonderlijke telling uit naar rallen en nachtvogels gedurende de nach telijke uren met geluidsapparatuur. In totaal is door 32 mensen deelgenomen aan het project. Dankzij een zeer zachte, droge en zonnige maand maart, lagen de grauwe ganzen en rjl •«ij», ■■.Vil/ -■ J o o p P m P

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2014 | | pagina 6