I
l
wilde eenden volop met eieren. Tijdens de
springhoogwaters van 7 tot en met 11 april
kwam het schor dagelijks onder water. De
hoge oeverwallen bleven droog. Daardoor
werden tijdens de eerste telling al direct de
pieken in het aantal nesten geteld. Tijdens
de navolgende springperioden kwamen
tijdens hoogwater alleen begin mei en
begin juni de kommen dras te staan. Het
hele broedseizoen werd gekenmerkt door
overwegend koel, somber en nat weer, on
derbroken door enkele korte perioden met
fraai, zonnig lenteweer. Op 6 juli stonden 's
ochtends tijdens hoogwaterspring alle lage
schorren onder water. Het koele en natte
weer is zeker van invloed geweest op de
telresultaten. Heel wat tellingen moesten
worden afgebroken en herhaald. De zang
kwam slecht tot ontwikkeling.
De schorren zijn verre van eentonig. Ongeveer
30% wordt begraasd door koeien. Dicht bij
de zeedijk is dat intensiever dan op gronden
die verder van de dijk afliggen. Begrazing
zorgt voor een hogere diversiteit in de vege
tatiestructuur. De begraasde delen vormen
een prima biotoop voor weidevogels. Een
aantal soorten komt alleen voor in het be
graasde gebied: grutto, kleine plevier, kievit,
kwartel, wintertaling, zomertaling en veld
leeuwerik. Naast deze soorten is er een
soort als graspieper die hier duidelijk zijn
zwaartepunt heeft. Tureluur en scholekster
daarentegen hebben zowel buiten als binnen
het begraasde gebied ongeveer dezelfde
dichtheid. In het oostelijke deel en het Sie-
perdaschor zijn nadat de begrazing met
schapen is gestopt,"uitgestrekte" rietvelden
tot ontwikkeling gekomen. De rietvelden
breiden zich uit doordat het schor als maar
ophoogt. Bovendien is het water dat de oos
telijke schorren om- en overspoelt minder zout
dan in het westen. Er zijn maar enkele grote
aaneengesloten rietvelden, doorgaans zijn
ze doorsneden met geulen met grazige
oevers, open plekken met (bij een winter
storm) platgeslagen vegetatie of betreft het
een aantal kleine rietvelden in een mozaïek
met zeebies (heen) en andere vegetatie. De
rietvelden vormen een belangrijk biotoop
voor kleine karekiet, snor, springhaanzanger
en baardman. Soorten als blauwborst, waterral,
rietgors en rietzanger hebben er hun grootste
dichtheid. Bijna tweederde van het schor
wordt ingenomen door schorrenplanten op
oeverwallen langs de geulen en in de daar
tussen liggende kommen. Op de oeverwallen
tussen de strandkweek broeden grondbroeders
die niet gebonden zijn aan zeer kort afge-
grazen vegetatie. Kenmerkend zijn weide
vogels als tureluur, wilde eend, graspieper,
gele kwikstaart, maar ook de grote meeuwen.
Scholekster en visdief zoeken er de kale
plekken op. In de komvegetaties (met veel
zeebies) broeden moerassoorten zoals water
ral, grauwe gans, blauwborst, rietgors en
rietzanger. De eerste soort vinden we over
wegend onder afzettingen van veek (aan
spoelsel van overjarig dood gras).
De grote aantallen vogels in Saeftinghe zijn
mogelijk door de enorme uitgestrektheid,
de ontoegankelijkheid, de geringe versto
ring en predatie. Het (recent) verwijderen
van schapenrasters op de zeedijk heeft tot
meer verstoring (door mensen) geleid in
de zone direct langs de zeedijk. De factor
predatie heeft sedert 2004 (de voorlaatste
inventarisatie) een nieuwe dimensie gekregen
door de aanwezigheid en later ook de ves
tiging van de vos. Tijdens het broedseizoen
2012 werden in de schorren bewoonde
vossenburchten gevonden tot op grote
afstand van de dijk. Naar schatting waren
er 15 tot 30 volwassen vossen aanwezig.
Een deel ervan had hun verblijfplaats in de
polder en kwamen alleen naar Saeftinghe
om te foerageren. Zie hiervoor het artikel
van Pepijn Calle en Wannes Castelijn in de
vorige Steltkluut. Een aantal vogelsoorten
heeft hierop gereageerd. Er zijn soorten die
langzaamaan verdwijnen (de grote meeu
wen, meerkoet en waterhoen), plaatselijk
sterk verminderen (wilde eend) en die zich
duidelijk verplaatsen zoals bijvoorbeeld de
grauwe gans en Canadese gans. Een soort
als bergeend houdt (naar het schijnt) voor
alsnog geen rekening met de aanwezigheid
van de vos. De bruine kiekendief verdwijnt
als broedvogel uit de kleine rietvelden en
de kommen en trekt zich terug in de meer
"uitgestrekte" rietvelden in het oosten en
Sieperdaschor.
Een zeer belangrijke factor die het broed-
succes en de vestiging van soorten bepaalt,
is het getij. Ofschoon het schor boven het
gemiddelde hoogwaterniveau ligt, kan
het tijdens springtij onder invloed van de
(westen)wind bij hoogwater onder water
komen. In geval van de kommen is daar
weinig voor nodig, vandaar dat de daar
broedende soorten veelal een opgehoogd
nest bouwen. Een enkele maal - bij zomer
stormen - komen zelfs de oeverwallen onder.
Deze lijken steeds vaker voor te komen wat
van invloed is op het broedsucces.
De resultaten van het onderzoek zijn in een
voorlopig rapport gepubliceerd. Dat rapport
is binnen beperkte kring verspreid en was
meer voor de controle bedoeld. Doordat de
inventarisatie een enorme schat aan gegevens
heeft opgeleverd, laat een volledige eind
rapportage nog even op zich wachten.
Mare Buise
O
Soortnaam NL
Wetenschappelijke naam
1997
2004
2012
12-04
Factor
Grauwe Gans
Anser anser
72
312
335
23
1,07
Grote Canadese Gans
Branta canadensis
10
111
101
11,10
1010
Brandgans
Branta ieucopsis
1
1
0
1,00
0
Bergeend
Tadorna tadorna
165
188
382
2,03
Nijlgans
Alopochen aegyptiacus
3
3
0
0
Wilde Eend
Anas platyrhynchos
631
1.275
626
-649
0,49
-51
Soepeend
Anas platyrhynchos domesticus
5
Krakeend
Mareca strepera
26
41
48
Pijlstaart
Anas acuta
0
0
5
Slobeend
Anas elypeata
27
43
19
-24
0,44
-56
Wintertaling
Anas crecca
1
3
Zomertaling
Anas querquedula
2
2
0
1,00
0
Kuifeend
Aythya fuligula
11
14
Eider
Somateria mollissima
1
1
-1
Bruine Kiekendief
Circus aeruginosus
21
27
32
Slechtvalk
Falco peregrinus
1
Patrijs
Perdix perdix
5
4
3
-1
0,75
-25
Kwartel
Coturnix coturnix
3
1
2
2,00
100
Fazant
Phasianus colchicus
21
25
24
-1
0,96
-4
Waterral
Rallus aquaticus
63
107
231
Porseleinhoen
Porzana porzana
2
6
Kwartel koning
Crex crex
2
2
Waterhoen
Galiinula chloropus
17
59
6
-53
0,10
-90
Meerkoet
Fulica atra
23
110
21
-89
0,19
-81
Scholekster
Haematopus ostralequs
417
401
386
-15
0,96
-4
Kluut
Recurvi rostra avosetta
121
87
14
-73
0,16
-84
Kleine Plevier
Charadrius dubius
5
5
1
-4
0,20
-80
Bontbekplevier
Charadrius hiaticula
1
Strandplevier
Charadrius alexandrinus
2
5
Kievit
Vanellus vanellus
88
65
48
-17
0,74
-26
Grutto
Limosa Limosa
8
-2
0,78
-22
Tureluur
Trinqa totanus
976
1.594
1.492
-102
0,94
-6
Kokmeeuw
Larus ridibundus
728
45
279
Stormmeeuw
Larus canus
1
1
0
0
Dwergmeeuw
Larus minutus
0
Zwartkopmeeuw
Larus melanocephalus
6
9
4
-5
0,44
-56
Zilvermeeuw
Larus arqentatus
17.292
8.113
3.113
-5.000
0,38
-62
Geelpootmeeuw
Larus michahellis
1
1
Kleine Mantelmeeuw
Larus graellsii
52
266
62
-204
0,23
-77
Visdief
Sterna hirundo
413
15
536
521
Holenduif
Columba oenas
71
42
29
-13
0,69
-31
Houtduif
Columba palumbus
41
51
23
-28
0,45
-55
Koekoek
Cuculus canorus
2
6
6
Veldleeuwerik
Alauda arvensis
49
32
22
-10
0,69
-31
Boerenzwaluw
Hirundo rustica
10
3
11
3,67
267
Graspieper
Anthus pratensis
229
568
338
-230
0,60
-40
Witte Kwikstaart
Montaciila alba
12
14
12
-2
0,86
-14
Gele Kwikstaart
Motacilla flava
344
876
460
-416
0,53
-47
Engelse Kwikstaart
Motaciiia flava flavissima
3
4
1,33
33
Winterkoning
Troglodytes troglodytes
1
14
2
-12
0,14
-86
Heggenmus
Prunella modularis
2
0
Blauwborst
Luscinia svencica
313
454
293
-161
0,65
-35
Zwarte Roodstaart
Phoenicurus orchuros
1
2
1
-1
0,50
-50
Tapuit
Oenanthe oenanthe
1
2
Roodborsttapuit
Saxicola rubicola
5
10
5
2,00
Merel
Turdus merula
2
1
-1
0,00
-100
Grasmus
Sylvia communis
3
5
8
3
1,60
Cetti's Zanger
Cettia cetti
Rietzanger
Acrocephaius schoenobaenus
65
299
236
-63
0,79
-21
Graszanger
Cisticola juncidis
19
14
-5
0,74
-26
Sprinkhaanzanger
Locusteila naevia
2
32
1500
Snor
Locustella luscinioides
11
24
Kleine Karekiet
Acrocephaius scirpaceus
294
421
602
43
Bosrietzanger
Acrocephaius palustris
1
2
3
Fitis
Phylloscopus trochilus
2
1
-1
0,00
-100
Baardman
Panurus biarmicus
8
136
200
Ekster
Pica pica
1
3
Kauw
Corvus monedula
4
6
-j
Zwarte Kraai
Corvus corone
2
14
Spreeuw
Sturnus vulgaris
2
1
Huismus
Passer domesticus
9
6
-6
0,00
-100
Kneu
Carduelis cannabina
36
57
22
-35
0,39
-61
Putter
Carduelis carduelis
2
4
Groenling
Chloris chioris
2
-2
0,00
-100
Rietgors
Emberiza schoeniclus
326
809
869
60
Grauwe Gors
Miliaria calandra
5
1
-1
0,00
-100
p
p
m
P
Overzichtslijst broedvogeiinventarisaties 1997,2004 en 2012