o
Pt
1
p
O
N
O
In het herfstnummer van De Steltkluut werd
kortstilgestaanbijdegeboekteresultatenvan
het Zeeuwse visatlasproject (Calle P. 2013).
In dat artikel werd al aangegeven dat de strikt
beschermde kleine modderkruiper hier lokaal
nog vrij veel voorkomt. In 2014 heeft de tweede
auteur gedurende zijn vijf maanden durende
stage een uitgebreide studie naar de versprei
ding en ecologie van deze soort in Zeeland
verricht. De resultaten van dit onderzoek
zijn gepubliceerd (Kaijser W. 2014), in dit
artikel worden de belangrijkste resultaten
kort weergegeven.
Uiterlijk en Biologie
De kleine modderkruiper (Cobitis taenia)
behoort tot de familie van de modderkruipers
(Cobitidae) en heeft een langgerekt cilinder
vormig geel tot lichtgrijs lichaam met op de
flanken een regelmatig patroon van donkere
vlekken. Rond de bek bevinden zich zes korte
bekdraden waarvan vier op de bovenlip en
twee in de mondhoeken. Onder het oog be
vindt zich een kleine uitklapbare stekel. De
soort kan ruim 10 cm lang worden. De kleine
modderkruiper komt voor van Groot-Brittanië
tot aan de Oeral en van zuid Scandinavië tot
aan de Pyreneeën en Alpen. Kleine modder
kruipers komen in vrijwel heel Nederland
voor in sloten, vaarten, kanalen, riviertjes,
beken, plassen en meren. Alleen op de Wad
deneilanden, grote delen van Zeeland en
de Veluwe komt zij niet voor. De soort heeft
een voorkeur voor stilstaand tot langzaam
stromend ondiepe wateren met een rijke
plantenbegroeiing en een zandige of met
dunne sliblaag bedekte bodem. De paaitijd
loopt van april tot juli. Hierbij draait het
mannetje zich om het vrouwtje. De eieren
worden afgezet tussen dichte vegetatie en
als vegetatie ontbreekt tussen stenen, takken
of boomwortels. Kleine modderkruipers zijn
met name in de schemering en 's nachts actief,
overdag rusten ze verscholen tussen de
vegetatie of ingegraven in de bodem met
enkel hun kop eruit stekend. Ze voeden
zich door bodemsubstraat op te happen en
daaruit eetbare deeltjes te filteren. Het dieet
bestaat uit zoöplankton, kleine macrofauna,
algen en dood organisch materiaal (bron:
www.vissenatlas.nl).
Onderzoeksmethodiek
Om een actueel beeld te krijgen van de ver
spreiding van de soort in Zeeland wordt er
sinds het begin van het Zeeuwse visatlas
project gericht naar deze soort gezocht.
Hierbij werden niet alleen historische locaties
bezocht, maar ook nabijgelegen wateren en
zelfs wateren waar de soort in de nabijheid
al lang niet is gezien maar op basis van het
biotoop wel te verwachten zou zijn. Dit onder
zoek raakte in een stroomversnelling toen
de tweede auteur in het kader van zijn stage
enkele maanden lang op deze soort focuste.
In totaal is er in meer dan 100 km-hokken
gericht naar deze soort gezocht. Vrijwel altijd
werd dit met schepnetten (ook wel steek-
netten) gedaan, vanaf de oever of in het
water. Per locatie/uurhok werd net zo lang
gezocht tot vrij zeker was dat de soort hier
wel of geen populaties had. Dat wil overigens
niet altijd zeggen dat de soort er ook daad
werkelijk helemaal niet zit. Het voorkomen in
een watergang kan tot vrij lokaal beperktzijn of
de soort kan er ook slechts sporadisch voor
komen ten tijden van migratie. Desondanks
vermoeden we dat er met deze werkwijze
toch een betrouwbaar beeld is verkregen
van de huidige verspreiding. Indien de soort
werd waargenomen werden ook eigenschap
pen van het water en bodem genoteerd en
2
Pereboomsgat 1987-1989
471±294
65±15
638±614
441±204
999±508
175±129
102±16
269±78
416±493
8,0±0,3
7,7±0,3
8,1 ±0,3
8,2±0,4
8,1 ±0,2
7,9±0,4
7,8±0,2
8,2±0,5
7,9±0,6
8,2±4,3
7,2±3,6
9,0±3,3
10,2±3,1
8,1 ±2,9
8,4±3,8
10,4±3,4
7,0±4,2
Verspreiding in Zeeland
Betrouwbare historische gegevens beperken
zich tot de zuidrand van Zeeuws-Vlaanderen.
Momenteel zijn er geen actuele waarnemingen
meer bekend van West Zeeuws-Vlaanderen,
wat overigens niet betekent dat ze er niet zijn
of op (korte) termijn zouden kunnen terug
keren. Op diverse locaties lijkt er geschikt
leefgebied te zijn. De reden dat de soort hier
nog niet zit is mogelijk te verklaren doordat
er te veel migratieknelpunten liggen tussen
dit gebied en de restpopulaties in Vlaanderen.
Buiten Zeeuws-Vlaanderen is de soort in
Zeeland nooit vastgesteld, hoewel ook hier
lokaal vestiging is te verwachten, zoals in de
Slikken van de Heen aan het Krammer Volkerak
en het Zoommeer. Vooralsnog is de soort
(binnen Zeeland) dan ook een echte Oost
Zeeuws-Vlaamse specialiteit, hier is ze nu in
maar liefst 40 km-hokken aangetroffen.
Habitatvoorkeur
Twee factoren bleken bepalend voor het
voorkomen van de kleine modderkruiper.
Dit zijn een substraat waarbij de toplaag uit
grof organisch materiaal bestaat, vermengd
met zand of slib, en een bodem die relatief stevig
is. De soort heeft een voorkeur voor zoet water,
maar uit dit onderzoek is naar voren gekomen
dat licht brak water geen probleem is (zie
tabel 1). Dit was wel al enigszins uit eerder
onderzoek bekend maar er worden hier
geen hoeveelheden aan gerelateerd. Echte
brakke wateren worden gemeden en dat is
de belangrijkste reden dat de soort zo schaars
is in Zeeland. Ook ondiepe smalle begroeide
wateren worden gemeden, dit soort wateren
domineren de Zeeuwse polders. Indien het
waterpeil hiervan zou worden verhoogd en
de sloten zouden worden verbreed zou de
soort hier flink van kunnen profiteren.
werden de waterkwaliteitsgegevens opge
vraagd bij het Waterschap Scheldestromen
cu
.a
CU
~<3
O
Kleine Dulper 2005-2011
Bosch kreek 2000-2014
Spui kreek 2002-2014
Axelse kreek 1998-2014
Oosterlijke Rijkswaterleiding (Axel)
1998-2014
Moerspuische Watergang 2000-2012
Zijkanaal (Axel) 2002-2008
Oude vaart 1988-1995
Locatie en datum
van monstername
Modderkruipers
aangetroffen
Saliniteit (Cl-
[mg/l]
Zuurgraad
(pH)
Zuurstof
[mg/1]
Grote Dulper 2005-2011
381±232
8,1 ±0,3
7,4±5,0
Tabel: waterkwaliteitsgegevens van de vindplaatsen van kleine modderkruiper (bron: Waterschap Scheldestromen)
Kaart: actuele verspreiding van de kleine modderkuiper
in Oost Zeeuws-Vlaanderen (en eigenlijk ook Zeeland):
periode 2007-20 i 4 (bron: www.waarneming.nl). De mate
van verkleuring van de hokjes geeft een indicatie van het
aantal dieren dat is aangetroffen.
0