een betrouwbare telling kunt uitvoeren.
Voor een deel daarvan hebben we het aan
tal kunnen bepalen doortellingen langs raaien
uit te voeren. Bij zo'n telling lopen zes tot acht
waarnemers langs rechte lijnen door het
schor en noteren alle waargenomen vogels.
Vervolgens wordt door extrapolatie het
aantal bepaald. Daar uit bleek dat aan het
begin van de winter 5300 Oeverpiepers, 900
Watersnippen, minstens 600 Baardmannen en
400 Rietgorzen in Saeftinghe verblijven.
Voor soorten waarvoor een raaientelling zelfs
niet geschikt is, het gaat vooral om rietvogels
zoals Waterral, Rietzanger, Blauwborst, Kleine
Karekiet en dergelijke, is het opzetten van
mistnetten in rietvelden de enige methode
die enig idee geeft om hoeveel exemplaren
het gaat. Tijdens de najaarstrek, die voor
zangvogels loopt van vanaf half juli tot eind
oktober, is het heel gebruikelijk om binnen
één uur vijftig of meer vogels in honderd
meter in een rietveld opgesteld mistnet te
hebben. Honderd meter net op een heel
schor is natuurlijk niks. Hoeveel zangvogels
in werkelijkheid tijdens de najaarstrek de
rietvelden van Saeftinghe als tankstation op
hun route naar de overwinteringsgebieden
in ZW-Europa en Afrika gebruiken, is niet te
zeggen. Maar dat het jaarlijks om tiendui
zenden gaat, staat wel vast. De netten worden
overigens niet opgesteld om het aantal vogels
te bepalen, maar om een bijdrage te leveren
het onderzoek naar de vogeltrek. Daarvoor
is het nodig alle vogels op soort, leeftijd en
zo mogelijk ook op geslacht te brengen, ze
te wegen en ze van een ring te voorzien.
Een en ander gebeurt onder de vlag van het
Vogeltrekstation.
Een groot open gebied, dat niet vrij toegan
kelijk is waardoor de rust er gewaarborgd is,
werkt als een magneet op vogels die de nacht
op de grond of op het water doorbrengen.
Ook dat hebben we in kaart gebracht. Op
gezette tijden werden Wulpen, Regenwulpen,
meeuwen en ganzen geteld die Saeftinghe
invlogen om er te overnachten (slaapplaat
stellingen). Maar veel meer tijd werd besteed
aan het tellen van slaapplaatsen van kieken
dieven. In totaal werden de laatste 25 jaren
135 tellingen uitgevoerd. Aanvankelijk in
de winter een paar keer per maand, tegen
woordig minimaal één keer per jaar, midden
in de winter, om het aantal overwinteraars
te bepalen. Sinds de eeuwwisseling slapen
midwinter in Saeftinghe gemiddeld 99 Bruine
en 26 Blauwe Kiekendieven. De Bruine vinden
hun voedsel vooral in Saeftinghe, de Blauwe
voor zeker de helft in de aangrenzende polders.
Er gebeurt ook onderzoek aan broedvogels.
Dit onderzoek wordt gecoördineerd door
Mare Buise. Sinds 2006 wordt jaarlijks in
een aantal representatieve proefvlakken,
die net geen tiende deel van Saeftinghe
beslaan, op gestandaardiseerde wijze het
exacte aantal broedvogels per soort bepaald.
Bovendien werd Saeftinghe in 1994, 1997,
2004 en 2012 in zijn geheel op broedvogels
onderzocht en wordt jaarlijks het aantal
kustbroedvogels geteld.
Tellen van vogels is één. De volgende stap is
verklaren waarom bepaalde vogels er zijn.
Meestal gaat het om het voedsel, maar ook
de weersomstandigheden en een veilige
broed-, foerageer- of slaapplaats kunnen
het een en ander verklaren. Ook daarmee
hebben we ons beziggehouden. Grauwe
Ganzenkeutels en Oeverpieperpoepjes be
kijken om te weten wat ze gegeten hebben.
Braakballen van kiekendieven verzamelen
en determineren is van hetzelfde laken een pak.
Naar het gedrag van foeragerende Lepelaars,
Kleine Zilverreigers en eenden kijken heeft
ook het nodige opgeleverd. Al met al heeft
25 jaar onderzoek aan vogels in Saeftinghe
een schat aan gegevens gegenereerd.
Daarom hebben Mare Jeurissen, Walter Van
Kerkhoven en de auteur het idee opgevat
om alles wat we weten over de vogels van
Saeftinghe te bundelen in een boekje. Dat
boekje zal worden uitgegeven door Het
Zeeuwse Landschap, de beheerder van het
gebied. Enkele hoofstukken zijn al gereed,
maar er is nog veel te doen. Haasten willen
we ons niet, want het is maar voor één keer.
Tot slot nog een paar getallen. In totaal werden
217 laagwater- en 291 hoogwatertellingen
TJ1
Pt
Foto: Saeftinghe-tellers aan de monding van de Ijskel
der tijdens een laagwatertelling op 14 maart 2004