Resultaten muizenonderzoek Saeftinghe
I
aantal locaties aanwezig.Tevens kwam duidelijk naar voren
dat de aantallen nabij de (hoger gelegen locaties) Gasdam,
Dam naar de Noord en de zeedijk veel hoger zijn dan 'dieper'
in het gebied gelegen locaties. Het is dus aannemelijk dat de
muizen daar van belang zijn voor de kiekendieven. Tijdens het
kamp werden ook de braakballen geplozen van de kerkuil die
bij de Noordstal in Saeftinghe verblijft. De uitkomsten daarvan
vertoonden veel overeenkomsten met het vallenonderzoek.
Tijdens de veldbezoeken werden er ook sporen van bruine
ratten, vossen en zelfs een bunzing gevonden. De laatste twee
soorten eten ook veelvuldig muizen.
Emigratie vanaf het droge?
De resultaten doen vermoeden dat er 's zomers kolonisatie
vanaf de niet-overstroomde delen naar de lager gelegen delen,
dieper in Saeftinghe, plaatsvindt. Muizen planten zich immers
gedurende de lente en zomer massaal voort, waarna de jongen
uitwaaieren en zelf territoria proberen te bemachtigen. Aan
gezien de beste (hooggelegen) plekjes al bezet zijn, moeten
ze noodgedwongen het gevaarlijke Saeftinghe in. In hoeverre
deze dieren er vervolgens in de herfst en winter kunnen stand
houden is nog onbekend. Het zou kunnen dat een soort als de
huisspitmuis hier 's winters grotendeels uitsterft, maar dat bos-
en dwergmuis hier toch 's winters kunnen overleven. Deze laat
ste twee soorten kunnen namelijk goed klimmen. Zij kunnen
wellicht een hoog springtij overleven in rietstengels, waarvan
de toppen boven het water blijven. Mogelijk overleven ze hoge
springtijen dankzij de lokaal massaal aanwezige veekpakket-
ten. Dit zijn aanspoelsels van dood riet en zwerfafval. Deze zijn
vaak wel een halve meter dik en bij eerdere hoge springtijen
gevormd. Dankzij het drijfvermogen zouden de muizen hier
kunnen overleven.
Bunzingsporen in de Bevergeul
Onderzoek smaakt naar meer
Het Verdronken land van Saeftinghe is met een oppervlak van
36 vierkante kilometer een enorm gebied. Ons onderzoek met
dertien vanglocaties in een korte periode is niet meer dan een
grove steekproef. Langdurig onderzoek op een groter aantal
locaties is nodig om inzicht te krijgen in rekolonisatieprocessen
en de overlevingskans van de verschillende muizensoorten
bij hoge springtijen. Ook kan er nu onderzocht worden of de
kiekendieven significant meer foerageren in de muizenrijke
delen van Saeftinghe. Voor de vrijwilligers van de Zoogdier
werkgroep Zeeland zijn zulke uitgebreide studies niet haalbaar,
maar wellicht zijn er studenten die hieraan hun afstudeeron
derzoek willen wijden?
Dit artikel verscheen eerder in iets andere vorm in het tijdschrift
van Stichting Het Zeeuwse Landschap
Kratten met honderden muizenvallen werden dwars door de Saef
tinghe gedragen
Het plaatsen van de muizenvallen