*1: Foto: Hetty Harmsen. Foto inzet: Lucien Calle öoor: Sandra Dobbelaar Op een avond ging ik de konijntjes nog even wat te eten geven. Het was al donker geworden en het was heel erg mistig. Het leek of het extra donker was daardoor. En wat was het stil! Er was geen wind, geen ritselende blaadjes, geen verkeer, helemaal niets. Ik snoof de koele mist op en bleef even staan om te genieten van die rust. Ineens hoorde ik een schreeuw. Het kwam uit de richting van de tuin van de buren. Meteen daarna hoorde ik zo'n zelfde schreeuw veel zachter en van heel ver weg. En weer een roep van vlakbij gevolgd door een roep ver weg. Het waren steenuilen. De mannetjes roepen om elkaar te laten horen waar ze zitten. Zo vertellen ze dat dit hun plekje is en dat het al bezet is. Vrouwtjes steenuilen horen dat natuurlijk ook. Die weten meteen waar ze een mannetje kunnen vinden om samen een nest je mee te bouwen. De volgende ochtend toen ik buiten kwam ben ik meteen gaan kijken waar het geluid precies vandaan was geko men. Op het landje van de buren staan fruitbomen en achteraan een oude knotwilg. Het geluid kwam uit die richting, dus zal het uiltje wel daar in hebben gezeten. Steenuilen houden van oude knotbomen of oude hoge fruitbomen. In oude bomen zitten vaak grote gaten met holtes. Daar broeden en schuilen ze in. Soms zitten steenuilen ook wel eens in oude schuurtjes of in speciale nestkasten. Net als ransuilen en kerkuilen eten steen uilen muizen, maar anders dan de andere uilen, eten ze ook veel wormen en insecten als nachtvlinders en mei kevers. Die zoeken ze in de wei tussen de bomen, langs dijken of op boerderijen. Tegen het eind van de winter zo ongeveer in februari gaan steenuilen roepen. 'Poeeep' klinkt het dan. Meest al doen ze dat op windstille avonden. Dan klinkt hun schreeuw lekker ver. Nu het 's avonds zo vroeg donker is, kun je ze zelf ook horen. Vrijwilligers van de ui lenwerkgroep gaan vaker er op uit in de winter om te luisteren naar roepende steenuilen. In de buurt van boerderijen met oude bomen, staan ze stil om goed te luisteren. Zo weten ze waar er overal steenuiltjes zitten zonder de dieren te zien. In het voorjaar worden verschillende plaatsen waar uilen zitten nog een keer bezocht. Dit keer om de ba byuilen te tellen en een ring om de poot te doen. Dat is belangrijk, want zo kunnen de onderzoekers te weten komen, hoe het met de steenuil in ons landschap gaat. Worden het er meer of juist minder? Eigenlijk gaat het al lange tijd steeds minder goed met de steenuil. Het gebied waar ze leven wordt steeds kleiner, omdat er bijvoorbeeld meer huizen worden gebouwd, industrie terreinen en wegen worden aangelegd. Het overgebleven leefgebied is ook nog eens heel erg veranderd. Kleine boerderijen met akkerbouw en vee zijn er niet meer, hoogstamboomgaarden zijn zeldzaam geworden. Veel plaatsen om te broeden verdwijnen ook door het oprui men van oude kippenhokken en vervallen schuurtjes. En dan is er ook nog het verkeer, dat er voor zorgt dat veel steenuiltjes doodgaan. Omdat het minder goed gaat met de steenuil, wordt er hard gewerkt aan de bescherming. Mensen die een boer derij hebben of buiten het dorp wonen, kunnen een hele boel dingen doen die de steenuil kunnen helpen: zorgen voor een gevarieerd erf met plaatsen om te broeden, grazige weitjes, uitkijkposten, veilige schuilplaatsen voor jonge steenuilen en natuurlijk geen gebruik van (landbouw)gif. De steenuil is de kleinste uil van alle uilen die in onze omgeving voorkomen. Ze hebben mooie gele ogen en zien er schattig uit. Heel grappig is de achterkant van zijn kop. Dat lijkt ook net een gezichtje, maar dan met dichte oogjes. Als het zonnetje schijnt, zit een steenuil graag te soezelen in de warmte van de zon. Je kunt ze dan, als je heel zachtjes doet, makkelijk te zien krijgen.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2016 | | pagina 23