De krab
O
zakken.
kijkt hem glazig aan.
Door: Toon Hagenaar
Foto: Gewimperde zwemkrab
(Lucien Cal Ie)
Mart is naar het strand geweest.
Hij stapt uit de auto van zijn vader.
'Opa,' roept hij.
'Ik heb van alles gevonden.'
Trots steekt hij zijn handjes in zijn
'Weet je wat ik allemaal heb, opa?'
'Nee,' zegt die. 'Laat maar eens zien.'
Mart haalt zijn hand uit zijn broek
zak.
Die zit vol met schelpjes.
Hij legt ze naast elkaar neer. Het
zijn er heel veel.
'Kijk!' zegt hij. 'Deze vind ik heel
mooi en die ook. Maar vooral deze.'
Opa kijkt naar de schelp. Hij pakt
hem op. Hij draait hem een paar
keer rond.
'Deze is heel oud,' zegt hij.
'Net zo oud als jij, opa?'
'Nee,' lacht opa. 'Niet zo oud als ik.'
'Jonger dan?'
'Nee, veel en veel ouder. Misschien
wel miljoenen jaren oud.'
'Hoe oud?'
'Miljoenen jaren.'
'Zo ver kan ik nog niet tellen,' zegt
Mart.
'Nee,' antwoordt opa. 'Ik ook niet.'
'Zelfs jij niet,' zegt Mart. Zijn ogen
worden groot.
'Nee, zelfs ik niet.'
'Dan moet het wel heel erg oud zijn.'
Mart is blij met de schelp.
'Die komt in mijn museum,' zegt hij.
Mart heeft een museum. Daar
liggen speciale dingen in. Iets wat
hij gevonden heeft. Of iets van de
vakantie.
'Ik heb nog wat, opa!'
Marts hand gaat in zijn andere
broekzak. 'Kijk!'
Op de hand van Mart ligt een beest.
Het is dood. Dat had opa al gezien.
'Wat leuk,' zegt opa. 'Een krab.'
Mart geeft het diertje aan opa.
'Is deze ook een miljoen jaar oud?'
Opa moet lachen. 'Nee, deze niet.
Die is misschien nog geen jaar oud.'
'Nog geen jaar? Dan is het nog een
jonkie.'
'Voor een krab kan dat al oud zijn.
Wat is ie mooi. Vooral die oranje
kleur.'
Daar is Mart het mee eens. Het is
zijn grootste schat. Deze krijgt ook
een plaatsje in zijn museum. Maar
vannacht niet.
Vannacht blijft hij net als Mart
logeren bij opa en oma.
Mart legt de krab op het nachtkast
je-
Voor hij het licht uitdoet, kijkt hij
er nog een keer naar.
'Welterusten, krab,' zegt hij.
Dan gaat hij slapen.
Midden in de nacht wordt Mart
wakker.
Het is donker in het kamertje. Toch
ziet hij iets glinsteren.
Het komt van het nachtkastje.
Mart weet niet wat het is.
Ineens ziet hij een oog. Het oog
Mart schrikt. Hij wordt bang. Hij
durft niet te schreeuwen.
Dan hoort hij een geluid. Net of er
iets knipt.
Het is het geluid van een schaar.
Het komt steeds dichterbij.
Mart zet een keel op.
Nu hoort hij een nieuw geluid.
Hij hoort voetstappen.
Het licht floept aan.
'Wat is er?' vraagt een stem be
zorgd.
Het is opa.
'Ben je ziek?'
Mart wijst. Hij wijst naar de krab.
'Hij leeft,' zegt hij. Zijn stem trilt
nog van schrik.
'Nee hoor,' zegt opa. 'Dat kan niet.
Je hebt akelig gedroomd.'
Opa pakt de krab op.
'Kijk maar,' zegt hij. 'Hij is zo dood
als een pier.'
Mart kijkt. Hij moet lachen.
'Wat is hij?' vraagt hij aan opa.
'Zo dood als een pier.'
Daar moeten ze samen erg hard om
lachen.
Opa blijft nog even op het bed
zitten.
Hij wacht tot Mart in slaap valt.
'Zo dood als een pier,' mompelt Mart.
Zijn stem klinkt slaperig. 'Hoe ver
zint opa het.'
Even later slaapt Mart.
Opa staat op. Hij geeft Mart een
zoen.
Nu kan ook hij gaan slapen.