Bosontwikkeling in Saeftinghe?
O
O
*5
3 V -
Bosontwikkeling in Saeftinghe
Bosontwikkeling in Saeftinghe
Het Verdronken Land van Saeftinghe is met haar 3600 hectaren het grootste brakwaterschor van Europa. Wie op de dijk
staat ziet een bijna eindeloze grazige boomloze vlakte. Regelmatig stroomt vrijwel het gehele gebied onder en raakt de
bodem verzadigd met brak water. Slechts weinig plantensoorten kunnen tegen deze dynamiek, het zijn dan ook vooral
de brak- en zoutwaterplanten die hier de dienst uitmaken. Diegenen die het gebied wat beter kennen, weten dat er op de
kunstmatig hoger gelegen delen zoals de vliedbergen, dijkrestanten en op Gasdam/-plateau plaatselijk wat bomen en
struiken groeien. Indien je goed zoekt, vind je tegenwoordig ook op natuurlijke plekken in het schor in toenemende mate
bomen en struiken. Kan de vegetatieontwikkeling op schorren ontsnappen aan zijn estuariene context en kan er een ont
wikkeling richting struweel en zelfs bos ontstaan? Hoe zouttolerant zijn bomen eigenlijk en welke soorten kunnen zich
als eerste vestigen? In dit artikel beschrijven we de huidige stand van zaken en gaan we in op de te verwachten ontwik
kelingen.
Door: Pepijn Calle (Stichting Het Zeeuwse Landschap), Bas de
Maat en Mare Buise, foto's: Bas de Maat
Methode
Bovenstaande auteurs hebben de laatste jaren alle bomen en
struiken die ze (in het Nederlandse deel) tegenkwamen vastge
legd (veelal ook gefotografeerd) en ingevoerd op waarneming,
nl. Dit is gedaan voor zowel alle kunstmatig opgehoogde delen
als op alle natuurlijke groeiplaatsen. Gezien het grote opper
vlak en de beperkte onderzoek intensiteit kunnen we geen
compleet beeld geven. Met name zaailingen kunnen lang on
opgemerkt blijven in de hoge vegetaties. Desondanks hebben
we de indruk dat we nu een goede indicatie hebben van de
soortsamenstellingen en factoren die vestiging bepalen.
Waargenomen soorten
In totaal zijn er 16 boomVstruiksoorten waargenomen. Uit
het overzicht (zie tabel 1) blijkt dat hiervan vooralsnog slechts
5 soorten op "natuurlijke groeiplaatsen" in het schor voorko
men (d.w.z. niet op de door mens verhoogde delen). Hiervan
groeien 3 soorten (schietwilg, bittere wilg en zwarte els) ook
nog eens uitsluitend op een enkele groeiplaats (bosje in schor
t.h.v. Baalhoek). Daarbuiten gaat het alleen om de gewone vlier
en de grauwe wilg. De gewone vlier is de talrijkste soort van
de natuurlijke groeiplaatsen, desondanks komen er momen
teel waarschijnlijk minder dan 100 struiken voor. Regelmatig
hebben ze last van de springtijen, waardoor takken (en zaailin
gen?) deels afsterven. Een aantal sprieterige gevallen loopt al
enkele jaren achtereen op exact dezelfde plaats terug uit, na
dat de bovengrondse delen vrijwel geheel afgestorven waren.
Blijkbaar overleven de wortels, of toch een deel van de wortels
het, aangezien de struik steeds weer uitloopt. Ondanks de
verre van optimale groeiomstandigheden zien we jaarlijks
besdragende vitale exemplaren. De uitbreiding van vlier gaat
echter wel langzaam, wellicht heeft dit vooral te maken met de
extreem dynamische groeiplaats, wat ook voor deze soort niet
ideaal is. Op sommige locaties speelt lichtgebrek door dichte
rietvegetaties mogelijk ook een rol.
Bij de grauwe wilg gaat het (buiten het bosje bij Baalhoek)
slechts om enkele exemplaren die hier soms al enkele jaren
standhouden. Dit zijn kleine exemplaren met nauwelijks groei,
een teken dat de groeiplaats niet ideaal is. Ook de overige
plantengroei (nabij de struiken en boompjes) is vaak wat
Bosvorming op het schor bij Baalhoek
O Bittere wig
1 Grauwe wflg s.s
1 O Schietwig
De s teltkluut len te 2018
Soort
Kunstmatige groeiplaats
Natuurlijke groeiplaats
Aangeplant
Laagste groeiplaats
volgens AHN3 viewer
Bittere wilg
geen
schor Baalhoek, 1 expl.
nee
4,27 NAP
Eenstijlge meidoorn
enkele expl, gasdam en dijkrest. Sieperdashor
geen
nee
4,15 NAP
Gewone Es
1 10 zaailingen
geen
nee
ca 5,75 NAP dijkvoet
Gewone esdoorn
1 exp nabij Baalhoek
geen
nee
vermoedelijk dijkvoet
Gewone vlier
Allerlei en vrij algemeen
diverse
nee
vanaf 3,40 NAP
Grauwe wilg
Schor Baalhoek enkele
enkele
nee
3,75 NAP
Hondsroos
2 locaties: gemaal Baalhoek en Gasplateau
geen
nee
4,27 NAP
Katwilg
Schaapskooi de Noord
geen
4,45 NAP
Okkernoot
Gasdam
geen
nee
,7,62 NAP
Peterselievlier
Gasplateau
geen
nee
5,85 NAP
Schietwilg
heuvel
ca. 30 expl. Schor Baalhoek
alleen op de heuvel
3,78 NAP
Sleedoorn
Gasplateau
geen
nee
5,85 NAP
Smalle olijfwilg
ca. 50 aangeplant nabij vogelkijkhut
geen
ja
7,80 NAP
Spaanse aak
1 expl, gemaal Baalhoek
geen
nee
4,27 NAP
Wilde lijsterbes
Schaapskooi de Noord 1 expl, dijkvoet Baalhoek
geen
deels?
5,26 NAP
Zwarte els
geen
schor Baalhoek twee expl.
nee
3,78 NAP
Tabel 1: Overzicht van alle recent (na 2010) waargenomen bomen en struiken, hoogtebepaling op basis van de AHN3 viewer, werkelijke
hoogte kan wat afwijken.
afwijkend en verraadt voldoende zoet water gedurende het
groeiseizoen. Zo staan hier in de regelmaat zoete soorten zoals
haagwinde en akkerdistel, op een groeiplaats werd in 2015 en
2016 zelfs een gele lis waargenomen.
Centimeterwerk
Wie wel eens op de zeedijk tussen Terneuzen en Saeftinghe
heeft gelopen en naar de vegetatie op het dijkprofiel heeft
gekeken, ziet dat er continue allerlei bomen en struiken opko
men tussen de stenen dijkbekleding. Gewone vlier, es, zoete-
en vogelkers, okkernoot, gewone esdoorn, rode kornoelje en
lijsterbes zijn zo maar wat soorten die je al snel kan aantreffen.
Blijkbaar is er dus voldoende zaad van een breed scala aan
soorten aanwezig. Via vogels en de wind en deels wellicht ook
via de rivier worden de zaden aangevoerd. Het feit datje met
gemak een breed scala aan houtige soorten ziet opkomen,
geeft aan dat zaadaanvoer in de schorren langs de Wester-
schelde geen beperkte factor is. Wat ook duidelijk wordt, wan
neer je de zeedijk wat verder afdaalt, is dat de factoren over-
stromingsfrequentie/zouttolerantie dat wel zijn. Ontwikkeling
van houtige gewassen vindt uitsluitend plaats in de zone die
zelden, gedurende korte tijd met een hoog springtij, onder
water komt en voor de rest hooguit door zilt spatwater wordt
beïnvloed. In Nederland komen dan ook geen houtige soorten
voor die regelmatig zout in de worterzones kunnen verdragen.
De groeiplaats moet dan ook overwegend zoet van karakter
zijn. Alleen de hoogste oeverwallen in Saeftinghe voldoen hier
aan. In Saeftinghe vindt op vrijwel alle kunstmatige delen die
wat hoger liggen en niet intensief begraasd worden, struweel-
of bosontwikkeling plaats. Het is interessant dat er plaatselijk
ook op natuurlijke groeiplaatsen bosontwikkeling plaatsvindt.
Het mooiste voorbeeld is een bosje op het schor ter hoogte
van Baalhoek (de groeiplaats ligt op ongeveer 3,56-3,78 m
NAP volgens de AHN3 viewer). Hier is een bosje ontstaan met
schietwilg, grauwe en bittere wilg en zwarte els. Het bosje
groeit over een vrij smalle strook van zo'n 80 meter lang en 10
meter breed op een opvallend hoge rand in het schor. Hoewel
dit bosje dus relatief hoog staat, overstroomde het toch zo'n 2
keer in 2016 (feitelijk 5x, maar slechts 2 x serieus in de winter
en 3 x nipt in winter en vroege voorjaar). Bij bestudering van
de hoogte m.b.v. de AHN3 viewer blijkt overigens dat deze
bomen een flink stuk hoger staan dan de rest van het schor.
Het lijkt er op dat (in Saeftinghe) pas boven de 3,40 m. NAP
struweelontwikkeling van vlier mogelijk is. Maar voor andere
soorten is er dus wellicht 3,60 m. NAP nodig. Dit is overigens
een vrij grove schatting, tussen west en oost Saeftinghe zit
namelijk al ca. 20 cm. verschil tussen de maximale waterstan
den. De hoogtes waarop de vlieren en wilgen worden aan
getroffen zijn zodanig dat er uitsluitend in de periode najaar/
winter/vroege voorjaar (het stormseizoen) één of enkele keren
overspoeling zal optreden. In die periode is de bodem als regel
nagenoeg of geheel verzadigd met regenwater, waardoor het
zoute overspoelingswater niet of maar ondiep in de bodem
zal doordringen. Dus er zal waarschijnlijk weinig tot geen zout
water in de wortelzone doordringen.
Zout/Zoet gradiënt
Binnen Saeftinghe is een zout zoet gradiënt aanwezig, de west
kant is aanzienlijk zouter dan de oostkant. Dit is ook zichtbaar
in de vegetatie, zo komt bijvoorbeeld riet aan de oostzijde veel
talrijker voor, zelfs in de delen die sterk onder invloed staan
van het getij (bv. Sieperdaschor). Het lijkt er op dat de bomen
en struiken daar ook op lagere groeiplaatsen kunnen groeien
Rondom de schaapskooi op de Noord groeien diverse bomen