De Maretak O De Maretak A\ Door: Peter Posthuma (tekst foto) In dit stukje wordt niet uitgebreid ingegaan op de beschrij ving van de soort, maar over de verspreiding van deze interessante plant. De maretak is bij iedereen vooral bekend door het gebruik van deze plant tijdens de kerstperiode. In de natuur zien wij deze plant echter zelden en ook in Zeeuws-Vlaanderen is het een bijzonder zeldzame verschij ning. Als wij de eigenschappen van deze plant gaan doorne men, zullen wij gaan begrijpen waardoor deze zeldzaamheid ontstaat. De maretak is een half-parasiet en is dus afhankelijk van een gastheer waaraan het voedingsstoffen onttrekt. Echt kieskeu rig is deze plant niet, wel is er voorkeur voor een bepaalde baststructuur waarin de vruchten goed blijven kleven en ook de kiem een vochtige ontwikkeling kan doormaken. De schijnbare voorkeur gaat uit naar bepaalde Populus- en Ma- luscultivars. Echter volgens wetenschappelijke gegevens zijn er in Europa ruim 100 soorten waardbomen en struiken bekend. Een belangrijkere beperking voor de keuze van waardboom is de bodem waarin deze bomen zijn geworteld. Hoewel weten schappelijk bewijs tot nu toe ontbreekt, gaat men er vanuit dat voor de kieming en de verdere ontwikkeling hiervan een kalk- rijke bodem een eerste vereiste is. De kalk die wordt opgeno men met de voedingsstoffen uit de boom is op één of andere manier noodzakelijk. Dat deze stelling niet helemaal waterdicht is, blijkt uit het feit dat een goede waardboom ook op kalkarme grond handmatig geïnfecteerd kan worden met de maretak. Zeeuws-Vlaanderen heeft veel kalkrijke gronden, veel po pulieren en ook behoorlijk wat fruitbomen, dus er moeten meer beperkingen zijn. Eén van de beperkingen voor verdere verspreiding is dat deze plant tweehuizig is. Dus er zijn zowel mannelijke als vrouwelijke planten. In gebieden waar de maretak niet zeldzaam is, komen na tuurlijk zowel mannelijke als vrouwelijke planten voor op één boom of bij de naaste buurbomen. De bloei van de maretak is in het vroege voorjaar en bevruchting vindt plaats door de eer ste insekten welke op de geur en de nectar van de geelgroene bloempjes afkomen. De besvruchten ontwikkelen zich in de loop van het jaar, zijn pas rijp in december en worden dan later door vogels (hoofdzakelijk lijsterachtigen) gegeten. De bessen zijn niet echt lekker en iets kleverig en worden vaak pas laat in de winter geconsumeerd. Het kleverige vruchtvlees met pit blijft soms irritant aan de snavel hangen en wordt dan zo snel mogelijk aan een tak afgesmeerd. Dit is een reden dat er in één boom vaak tientallen maretakken zitten. Ook wordt de bes in zijn geheel opgegeten en later als pit en mest uitgepoept. Vaak gebeurt dit natuurlijk ook op dezelfde boom of dichtbij in een andere boom, maar soms vliegt de vogel verder weg voor deze het pitje uitpoept. Als dan aan alle andere voorwaarden wordt voldaan, zien we de ontwikkeling van één maretak enkele of soms tientallen kilometers verderop. Deze maretak is dan een mannetje of een vrouwtje en aangezien andere maretakken in de nabije omgeving niet voorkomen, kan er in het voorjaar geen bevruchting plaatsvinden. Dit blijft dus meestal een een zame maretak, zoals deze in Zeeuws-Vlaanderen voorkomen. In de loop der tijd zal een dergelijk groeiplaats verloren gaan door de kap van de boom of stormschade. De verspreiding, dus het opschuiven van het groeigebied gaat langzamer, slechts enkele honderden meters per jaar. Dit is dan ook weer erg afhankelijk van het klimaat, want voor de ont wikkeling van de kiem is een iets vochtige omgeving ideaal. De kiem ontwikkelt zich alleen op en in het zachte, iets ruwe nog jonge hout, dus vaak aan de boven- en buitenkant van de boom. De zon en droogte laten zich hier eerder gelden, in een droog en warm jaar als afgelopen jaar is dit dodelijk voor de ontwikkeling van de kiem. Omdat de kiem het eerste jaar zo goed als onbeschermd op het jonge hout zit, is het klimaat waarschijnlijk de meest be perkende factor voor de ontwikkeling van de kiem en dus de verspreiding van de maretak. Toevallige gunstige jaren kunnen wel voor het plaatselijk verschijnen van maretakken zorgen, welke ondanks dat het meerdere exemplaren kunnen zijn, zich toch niet verder zullen uitbreiden omdat de plaatselijke klima tologische omstandigheden eigenlijk ongunstig zijn. In de nabijheid van Zeeuws-Vlaanderen zijn geen grote con centraties van Maretak, ook wordt waarschijnlijk niet aan alle klimatologische eisen voldaan. Maretak zal dus wel altijd een zeldzame verschijning blijven in Zeeuws-Vlaanderen. if: schap zoals pistoolzagen, driehoekzagen en kniptangen wordt ter beschikking gesteld. Je hoeft geen ervaring te hebben, want er zijn genoeg snoeiers die je zo op weg helpen. Het gesnoeide hout wordt op stapels gelegd of op takkenrillen, wat weer gunstig is voor vele vogels, insecten en kleine zoog dieren. Vaak is het mogelijk om in samenspraak met de eige naar het gesnoeide hout mee te nemen voor thuis in de open haard. De knotwilg is net zo Nederlands als de molen en de tulp. Sinds ik enkele jaren geleden als vrijwilliger ben begonnen met het knotten van o.a. wilgen ben ik helemaal verknocht geraakt aan de knotwilg. Het is een imposante boom om te zien, ze ker nu in het winters landschap. Bovendien trekt de knotwilg vogels en insecten aan en zijn er vaak in de pruik nog diverse planten waar te nemen. Dus met het snoeien hou je de unieke stukjes natuur in ons Zeeuws-Vlaamse landschap in stand. Wil je ook eens meedoen, meld je dan aan of vraag om info waar we aan de slag gaan via landschapsbeheer@steltkluut.nl. Hopelijk tot ziens, want we kunnen nog vrijwilligers gebruiken. Door: Jaap Verhelst (tekst foto's) Half november is de werkgroep landschapsbeheer van de Steltkluut weer van start gegaan. Ooit in de jaren 70 van de vorige eeuw begonnen als knotwerkgroep. Toen begonnen om de kap van vele knotwilgen een halt toe te roepen. Nu om unieke kleine landschapselementen in stand te houden. We beperken ons niet alleen tot het knotten, regelmatig worden er ook kleine bosjes gesnoeid. Zo zijn we in november begonnen in Koewacht bij het elzenbroekbosje van de familie Persijn. Met het knotten zijn we vaak te gast op particulier terrein. Mooie stukjes natuur waar je anders geen toegang tot hebt. Het knotseizoen loopt van half november tot begin april. We knotten tweewekelijks op een zaterdag en starten dan om half 10 in de ochtend en stoppen zo tussen 3 en 4 uur in de mid dag. Je kan ook later beginnen en eerder stoppen. En uiteraard alles in eigen tempo.Tussendoor wordt er gepauzeerd en is het gezellig even samen zijn met een koffie of soep. En je hoeft ook niet elke keer te komen, alles gaat op vrijwillige basis. Al het snoeiwerk wordt met de hand gedaan en het gereed- De stelt kluut winter 2018

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2018 | | pagina 8