Stadsvogels in een veranderende omgeving 10 jaar stadsvogelonderzoek in Terneuzen Sb e m Broedvogelinventarisatie Terneuzen Door: Alex de Smet (tekst, foto's en figuren) Het gaat al tientallen jaren slecht met de stadsvogels in Nederland en de rest van Europa, ledereen herinnert zich wellicht de wolken met spreeuwen die in de jaren tachtig van de vorige eeuw boven de Axelse kreek en het zweef- vliegveld Axel een prachtig schouwspel opleverden. Zo'n wolk bestond soms uit 10-duizenden vogels. Deze tafere len zijn echter al jaren verleden tijd. In de loop van de jaren negentig bleek het aantal stadsvo gels dramatisch te zijn afgenomen. Huiszwaluw, spreeuw en huismus, soorten die voorheen in groten getale onze dorpen en steden bevolkten waren ineens zeldzaam geworden. Wat was er aan de hand. Het antwoord lag niet tegelijk voor de hand. Duidelijk was wel dat de veranderende omgeving zijn tol begon te eisen. Huismussen onder de dakpannen werden niet meer getolereerd, de huizen werden zo gebouwd dat er geen ruimte meer was voor broeders onder de dakpannen en het aantal insecten dat als voedsel diende voor de huiszwaluw en andere insectenetende vogels was in de loop der jaren aanzienlijk afgenomen. Voor SOVON en Vogelbescherming Nederland tijd om de noodklok te luiden. Er was in die tijd weinig bekend van stadsvogels. Van aantallen, verspreiding en trendverloop was weinig kennis opgebouwd. Tijd om meer inzicht te krijgen in het wel en wee van stadsvogels. Er werd een laagdrempelig onderzoek ontwikkeld waarmee stadsvo gels gemonitord konden worden. Anno 2007 deed het Meet net Urbane Soorten, afgekort MUS, zijn intrede. Vrijwilligers konden op een simpele manier stadsvogels tellen. Het bleek een succes, meer en meer vrijwilligers dienden zich aan om op deze wijze hun steentje bij te dragen aan het inzichtelijk ma ken van het aantal stadsvogels in bebouwd gebied. Geboeid door deze nieuwe manier van vogels kijken was ik ook nieuws gierig hoe het gesteld is met de stadsvogels in de wijk waar ik woon. Maar ik wilde verder gaan dan MUS. Na jarenlang BMP-onderzoek leken mij stadsvogels een nieuwe uitdaging om volgens de BMP-systematiek een beeld te krijgen hoe het gesteld is met de stadsvogels in mijn woonwijk. Ik koos voor een onderzoeksplot van 30 ha. Niet te groot, overzichtelijk en qua tijdsbestek goed te behappen. Zo gezegd zo gedaan. In het voorjaar van 2008 startte ik mijn eerste telling. Ik had tege lijk de smaak te pakken. Vroeg uit de veren, maar dat moest ik bij andere BMP-onderzoeken ook. Het mooie is dat het tellen begint zodra je de eerste stap buiten zet. Aanvankelijk was het de bedoeling dit onderzoek 4 jaar uit te voeren. Echter het onderzoek leverde zulke boeiende resultaten op dat ik beslo ten heb dit onderzoek te verlengen. Inmiddels ben ik enkele Broedvogelinven tarisatie Terneuzen weken geleden gestart met de eerste telling van het 12e onderzoeksjaar. Om een beeld te geven wat ik de afgelopen periode heb waargenomen is er onlangs een onderzoeksrap port verschenen waarin de onderzoeksresultaten van 2008 t/m 2017 zijn beschreven. Dit rapport is onlangs overhandigd aan de gemeente Terneuzen. In dit artikel wil ik jullie meenemen in hetgeen ik allemaal heb aangetroffen en hoe het de stadsvo gels de afgelopen 10 jaar is vergaan. Gebiedsbeschrijving Het telgebied, weergegeven in figuur 2, ligt aan de westzijde van de Otheense kreek en beslaat een oppervlakte van 30 ha. Verdeeld over het telgebied staan er de volgende type woningen met tussen haakjes aangegeven het percentage ruimtebeslag (perceeloppervlakte): bungalow (15%), twee-on- der-een-kapwoningen (14%), rijtjeswoningen (12%), vrijstaan de woningen (32%). Verder is 18% van het gebied verhard in de vorm van openbare verharding (wegen-, wandel- en fiets paden) en is 9% ingericht als openbaar groen. In figuur 3 is de infrastructuur van het gebied gevisualiseerd. Hierop is duidelijk zichtbaar het grote ruimtebeslag van de vrijstaande woningen. Het onderzoek is uitgevoerd conform de BMP-systematiek van SOVON. Dit betekent dat alle voorkomende soorten zijn vastgelegd op basis van territoriumkartering. De inventarisatie is uitgevoerd met behulp van een GPS waarvan de data is ver werkt en geanalyseerd in QGIS. De bezoeken zijn jaarlijks uitge voerd in maart-juni. Dit is de periode waarin alle in het gebied voorkomende broedvogels waargenomen kunnen worden. De gemiddelde inventarisatietijd bedroeg 50 minuten per telling. De gemiddelde afstand per telling is 7,1 km hetgeen neerkomt op ca. 150 km per jaar. De onderzoeksduur per jaar bedraagt gemiddeld 20 uur. Figuur 1: Wolk met spreeuwen Figuur 2: Ligging onderzoeksgebied Onderzoeksresultaten In figuur 4 is de aantalsontwikkeling in soort en aantal gedu rende de onderzoeksperiode weergegeven. Hier zien we dat het maximaal aantal territoria (299) is vastgesteld in 2008 en 2009. De meest soorten (25) zijn waargenomen in 2009. Wat het aantal territoria betreft zien we de aantallen in de loop der jaren schommelen en gaandeweg de onderzoeksperiode afne men. Het laagste aantal is vastgesteld in 2010 (229). Wat het aantal soorten betreft volgt deze min of meer dezelfde lijn als die van het aantal territoria. Ook hier constateren we dat het aantal soorten in de loop der jaren afneemt. In tabel 1 zijn de aantallen per soort in de periode 2008 t/m 2017 weer gegeven. Uit de tabel kunnen we de volgende top 5 afleiden: 1 Merel, 2 Koolmees, 3 Turkse tortel, 4 Winterkoning 5 Heggen- mus. Van de top 5-soorten zijn de verspreidingskaarten 2008 vergeleken met die van 2017. onderzoekgebied (30 ha) D 125250 iraop meter C3 bungalow groen rijtjeswoning ■3 speelweide I~1 tweeonderlkapwonlng I l vlij staan de woning I Swegen De steltkluut zomer 2019

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2019 | | pagina 10