Zee-egel
Skeletben
^Toon's natuur
Door: Toon Hagenaar (tekst foto)
'Opa, opa,' klinkt het in de tuin.
Mart komt aangelopen. Zijn lange
benen brengen hem snel bij zijn opa.
'Volgens papa heb ik een skelet
gevonden,' zegt hij.
'Een skelet,' zegt opa. Zijn stem
klinkt verbaasd. 'Heb je dat zomaar
gevonden? Heb je op het kerkhof
gespeeld?'
'Opa,' zegt Mart. 'Het is geen skelet
van een mens. Het is een skelet van
een zeedier.'
Langzaam opent Mart zijn hand. Hij wil
zijn nieuwe aanwinst niet verliezen.
Opa kijkt in de hand. Hij ziet iets
liggen. Het is ovaalrond. Het is wit. En
het is heel erg breekbaar.
'Wat een mooie,' zegt opa. 'Waar heb
je die gevonden?'
'Op het strand,' zegt Mart.
'Wat een bofkont ben jij. Een echt
skelet.'
'Is het een echte?' vraagt Mart.
'Ja, net zo echt als jij bent.'
Mart schudt zijn hoofd. Wat voor raar
antwoord geeft opa nu weer.
'Echter kan niet,' zegt opa. 'Je moet er
heel voorzichtig mee zijn.'
Mart is blij. Hij krijgt pretoogjes.
'Weet je wat het is?' vraagt opa.
Mart weet het niet.
'Het is het skelet van een zeeboontje,'
vertelt opa. 'Dat is een kleine zee
egel. Hij wordt ook wel dwergzeeappel
genoemd.'
'Kan het ook iets anders zijn?'
'Het zeeboontje wordt weieens
verward met een andere zee-egel. Dat
is de zeeklit. Jonge zeeklitten hebben
een vergelijkbare vorm.'
'Hoe zie je dan het verschil?' vraagt
Mart.
'De jonge zeeklit heeft groeven. Hij is
ook niet helemaal rond, maar heeft aan
één kant een punt.'
Mart voelt over het skeletje.
'Deze niet,' zegt hij.
'Juist,' zegt opa. 'Daarom is het ook
een zeeboontje. Die hebben een glad
skelet. Ze zijn rond van vorm. Zowel
het zeeboontje als de zeeklit behoort
tot de stekelhuidigen.'
Mart kijkt steeds vrolijker. Hij kan
het bijna niet geloven.
'Is deze van mij nog een jonge?'
'Nee,' antwoordt opa. 'Zeeboontjes
worden niet groter dan 1 tot 1,5
centimeter.'
'Dus ik heb een volwassen skelet!'
Opa knikt.
'Kijk,' zegt opa. Hij draait het skeletje
om. 'Hier zie je twee gaatjes. De ene
is zijn mond. En de andere is...'
'Zijn kont,' flapt Mart eruit.
Hij schrikt er zelf van. Hij slaat zijn
hand voor zijn mond. Wat heeft hij nu
gezegd.
'Precies,' zegt opa die niet probeert te
lachen.
'Wat eet een zeeboontje, opa?'
'Een zeeboontje leeft ingegraven in de
zeebodem. Met zijn mond schraapt hij
over de bodem, op zoek naar algen en
afval. Met zijn vijf tanden raspt hij
het van het zand.'
'Heeft hij ook stekels?' vraagt Mart.
'Ja, hele kleine. Deze beweegt hij zeer
langzaam. Door ze te bewegen gaat
het beestje al grazend vooruit.'
Mart kijkt naar het witte skelet. Wat
bijzonder dat het echt is.
'Op vakantie vonden oma en ik ook een
skelet,' zegt opa. 'Wil je het zien?'
Mart wil wel.
Maar hij wil het ook niet.
Ineens zijn de pretoogjes weg. Mart
trekt een pruillip.
'Wat is er?' vraagt opa.
'Het is niet eerlijk,' zegt Mart. 'Als ik
iets heb, dan heb jij er ook altijd een.
De ene keer is die mooier. De andere
keer is die weer groter.'
Opa trekt Mart op schoot.
'Weet je, Mart,' zegt hij. 'Die van jou
is veel mooier.'
Mart gelooft zijn opa niet.
'Niet waar,' zegt hij. De stem van Mart
klinkt verdrietig.
'Wel waar,' zegt opa. 'Ik heb alleen
maar een foto, dat skelet van jou
is echt. Jij kunt het vasthouden en
omdraaien. Ik kan er alleen maar naar
kijken.'
Mart wordt weer blijer.
Daar heeft opa gelijk in. Hij heeft een
echte. Opa niet.
'Laat die van jou eens zien, opa.'
Samen lopen ze naar de computer. Opa
laat de foto van het skelet aan Mart
zien.
Mart begint opeens te lachen.
'Hij is kapot,' zegt hij. 'Opa, je hebt
niet eens een hele.'
Nu trekt opa een pruillip.
Mart strijkt opa over zijn weinige
haren.
'Seeft niet, hoor,' zegt hij. 'Het
is wel een hele bijzondere.
Nu begint opa ook weer
vrolijker te kijken.
Door: Toon Hagenaar (tekst foto 's)
Mart had een skelet gevonden van een zeeboontje. Niet iets
waarbij je gelijk aan een skelet denkt. Bij het woord skelet
denk je eerder aan een geraamte. Skeletten kunnen er dus heel
verschillend uitzien.
Het woord skelet komt uit het Grieks. Daar noemen ze het
skeletos, wat 'mummie' of 'uitgedroogd' betekent.
Het geraamte van een mens is eigenlijk een samenraapsel van een
hoop botten. Bij een volwassene zijn dit er 206. Een baby heeft
er 350. Sommige botten groeien later aan elkaar.
Botten passen niet zoals Lego mooi op elkaar. Je spieren en pezen
zorgen ervoor dat de botten bij elkaar blijven. Zo kun je lopen en
opstaan, en zak je niet in elkaar. Gelukkig maar! Toch kan dat wel
gebeuren. Bijvoorbeeld als je heel erg moe bent. Je ziet het ook
bij mensen die flauwvallen. Ineens is alle stevigheid weg.
Je skelet biedt ook
bescherming. Je schedel
beschermt je hersenen, de
ribben vormen een soort
van kast om je hart en
longen. Het skelet biedt
aanhechtingen voor de
spieren en pezen. Hierdoor
kun je bewegen.
Samengevat geeft jouw skelet ondersteuning, vorm en
bescherming aan het lichaam en biedt het een middel van
voortbeweging.
Een mens heeft een skelet, en een paard ook. Hoe zit het met
een insect, een slak of een worm? Hebben die ook een skelet?
Ja, die hebben ook een skelet. Alleen ziet dat er heel anders uit
dan bij ons of andere dieren.
De mens, de kat, de hond en de goudvis hebben één ding gemeen.
We hebben een inwendig geraamte. Dat wordt met een moeilijk
woord 'endoskelet' genoemd.
Bij deze groep speelt de wervelkolom een belangrijke rol. Dat is
het centrale deel van het skelet. We noemen deze groep ook wel
'gewervelden'.
Het skelet bestaat uit twee soorten weefsels: bot en kraakbeen.
Bij vissen noemen we de botten 'graten'.
Een vlinder, een spin, een slak en een
krab hebben ook iets gemeen. Bij hen
zit het skelet namelijk niet aan de
binnenkant, maar aan de buitenkant.
Zij hebben een uitwendig skelet. Dit
wordt ook wel 'exoskelet' genoemd.
Het skelet groeit aan de buitenkant van het lichaam van het dier.
Het is typisch iets voor ongewervelden. Zij hebben dus geen
wervelkolom zoals wij die wel hebben. Dit skelet is opgebouwd uit
hard materiaal. Het kan bestaan uit hoornachtige stoffen zoals
Toon'aard
chitine, of uit calciumverbindingen.
Voorbeelden hiervan zijn
geleedpotigen (vlinder,
lieveheersbeestje en spin), weekdieren
(slak en krab), stekelhuidigen
(zeester) en mosdiertjes.
De regenwormen uit de tuin
of de kwallen aan het strand
hebben weer een ander
skelet. Dit is ook het meest
voorkomende skelet op de
aarde. Het is een vreemd
skelet. Het typerende
hiervan is dat het skelet niet
hard is.
Stel je voor dat je een ballon opblaast of een fietsband. Hoe
meer lucht je erin blaast, hoe harder hij wordt. Zo doet een
worm of een kwal het ook. Alleen gebruiken ze geen lucht, maar
water. Meerdere holle ruimtes vullen ze met water. Dit zetten
ze onder druk. We noemen dit skelet met een moeilijk woord een
'hydroskelet'. Het woord hydro verwijst naar water.
Voorbeelden hiervan zijn neteldieren (kwal en koraal),
platwormen, rondwormen en ringwormen (regenworm).
Weetjes over botten
Bij de mens is het dijbeen het grootste bot. Het kleinste bot
zit in je oor. Dat is de stijgbeugel. Het is niet groter dan een
rijstkorrel.
- Botten zijn vrij hard. Het duurt 1000jaar voordat een bot in
een fossiel begint te veranderen. En nog veel langer voordat
het helemaal versteent. Door deze botten op te graven is
het mogelijk om een uitgestorven dier weer enigszins na te
maken.
Vogels hebben lucht in hun botten. Hierdoor is hun skelet
superlicht en kunnen ze vliegen.
Botten zijn van nature wit. Dit komt
omdat ze veel kalk bevatten. Misschien
vraag je je nu af of tanden en nagels
dan ook bot zijn? Nee, beide zijn geen
botten, ook al bestaan ze voor het
grootste gedeelte uit kalk.
In Frankrijk is ooit een bot gevonden van 2 meter lang. Het
weegt 500 kilo. Het was van een dinosauriër.
Grote landdieren zoals koeien en neushoorns hebben zware
botten. Dit om hun gewicht te kunnen dragen. Een neushoorn
kan wel een paar ton wegen.
Herten, koeien en geiten hebben
hoorns of geweien op hun kop. Deze
uitsteeksels van bot zijn uitwendige
delen van hun skelet.
Een bladskelet blijft over van een blad
nadat het bladmoes is vergaan.