Een onderzoek naar vleermuizen op kerkzolders en torens P f; u sm Een wilde natuurtuin Vleermuizen op ker torens V Sabelsprinkhanen hebben voor het voltooien van hun levens cyclus meer dan een jaar nodig. De conclusie van het onderzoek was dat voor het behouden van een soortenrijkdom aan insecten gefaseerd maaibeleid nog het beste is. Dit betekent dat niet alle hellingen in één keer gemaaid worden en dat in verschillende periodes verschillen de stukken worden gemaaid. Op die manier ontstaat een bio toop waar verschillende soorten insecten zich kunnen handha ven en niet alle eitjes, larven en poppen bij iedere maaibeurt worden afgevoerd. Het advies om gefaseerd te maaien en in verschillende periodes komt in veel literatuur over ecolo gisch landschapsbeheer voor. Ook wordt wel voorgesteld om bijvoorbeeld randen van velden helemaal ongemoeid te laten. Dit zou met name goed zijn voor insecten die een langere levenscyclus hebben dan een jaar en voor soorten zoals het oranjetipje, waarvan de pop overwintert in deze ruigtes. Na een experiment van 1,5 jaar met het minder en helemaal niet maaien van mijn grasveld kan ik natuurlijk geen weten schappelijke conclusies trekken. Toch ben ik van mening dat niet maaien een positief effect gehad heeft op de biodiversiteit in mijn tuin. Dat ik een sabelsprinkhanendoder heb gevonden in mijn tuin wil niet zeggen dat die hier kan overleven. Het kan ook een toevallige passant zijn geweest. Maar ik ben er wel be hoorlijk van overtuigd dat het ongemaaide gras er voor heeft gezorgd heeft dat ik dit jaar voor het eerst zo'n twintig oranje zandoogjes in mijn tuin heb. De rupsen van deze soort over winteren in graspollen en daar staan er nu genoeg van in mijn tuin. Ik sluit ook niet uit dat het bruin blauwtje veelvuldig door mijn tuin fladdert, omdat er zoveel Jacobskruiskruid tussen het hoge gras staat. Die plant is namelijk een favoriete nectarplant voor dit vlindertje. Ook op andere plekken in mijn tuin, waar ik weinig meer aan doe, kom ik veel insecten tegen. Achter de waterpoel en bij bomen groeit in het voorjaar veel look zonder look en judaspenning. Een oranjetipje vinden in mijn tuin is dan ook niet moeilijk. Het zijn er ieder jaar meer. Meegaan met de natuur Na zes jaar ben ik tuinieren steeds meer gaan zien als mee gaan met de natuur in plaats van daar voortdurend tegen in te werken. In de herfst verwijder ik geen bladeren en laat ik afgestorven planten staan. Op die manier kunnen allerlei insecten de winter doorkomen. In holle stengels overwinteren bijvoorbeeld de larven en poppen van diverse bijensoorten zoals maskerbijen en metselbijen. De groene gaasvlieg en kaneelglasvleugelwants verschuilen zich in de winter onder bladeren. In de borders rondom het huis staan ook steeds meer wilde planten, zoals kattenstaarten, zeepkruid en dagkoekoeks bloem. Wilde planten hebben veel voordelen. Ze zijn vaak sterker en bovendien niet schadelijk voor insecten. Planten uit tuincentra zijn dat regelmatig wel. Greenpeace liet ooit negen zestig sierplanten onderzoeken. Slechts één monster bevatte geen schadelijke bestrijdingsmiddelen. Zelfs in bloembolpak- ketten voor een'vlinderrijke'tuin werden schadelijke pestici den aangetroffen. Natuurlijk tuinieren is niet uitsluitend alles opz'n beloop laten. Het blijft zoeken naar een balans en geeft ook de nodige di lemma's. Kleefkruid mag in uithoeken woekeren, maar rondom De steltkluut herfst 2020 mijn huis verwijder ik het. Bramen die het grasveld op begin nen te kruipen of rozen dreigen te verstikken worden gekort wiekt of uitgespit. Daarnaast heb ik het geluk dat ik zoveel ruimte heb dat een woekerende bramenstruik wat langer kan blijven staan, wanneer blijkt dat er een paartje staartmezen in broedt. De kruidvlier in mijn tuin begint echter wel erg veel vierkante meters op te eisen. De soms wel twee meter hoge plant staat op de Rode lijst en op de witte bloemschermen heb ik al een paar keer een gouden tor gevonden. Toch heb ik besloten dat ik deze plant wat ga indammen. Ik wil niet dat hij een groot deel van mijn tuin gaat overnemen, omdat maar weinig planten zich kunnen handhaven naast deze soort. Als ik terugkijk op de afgelopen zes jaar kom ik tot de conclusie dat ik pas echt ben gaan genieten van mijn tuin sinds ik de natuur wat meer zijn gang laat gaan. Niet omdat het minder werk is (dat is het ook niet altijd), maar wel omdat het mijn tuin zoveel interessanter heeft gemaakt en er zoveel meer te obser veren is. Daarbij voel ik me ook wat minder machteloos over de voortdurende achteruitgang van het milieu. Mijn tuin alleen zal het verschil niet maken, maar meer tuinen samen kunnen wel een bijdrage leveren aan de biodiversiteit. In Vlaanderen beslaan tuinen bijvoorbeeld 8% van het totale grondgebied. Alle beheerde natuurgebieden samen halen dat percentage niet. Overzicht tuingedeelte I Kerk Hengstdijk, foto Lucien Calle Door Lucien Calle en Sandra Dobbelaar In vorige Steltkluut werd de kwetsbare situatie van de Grijze grootoorvleermuis in Oost Zeeuws-Vlaanderen besproken (Calle, Persijn en De Somer, 2020). Kort samengevat heeft deze zeldzame vleermuis in onze regio veel terrein verloren. De laatste jaren is ze in heel kleine aantallen alleen nog maar in een vijftal Katholieke kerken aan de grenskant gevonden. De wens is uitgesproken om meer over deze soort te weten te komen, met als doel een betere bescherming te kunnen geven. Dit artikel is te zien als een vervolg op het voorgaande, er wordt verslag gedaan van de stappen die gezet zijn en de eerste resultaten die uit daaruit komen. Onderzoek Stichting Landschapsbeheer Zeeland heefteen projectaanvraag bij de Provincie Zeeland gedaan om de soort te kunnen onderzoeken en te kunnen beschermen. Het project is toegekend vanuit het Soortenbeleid. Er zijn 3 onderdelen: naast het verbeteren van winterverblijven en de renovatie van monumentale gebouwen waar vleermuizen in leven, is het verbeteren van de leefomstandigheden op de kerkzolders opgenomen, waar onder andere de Grijze grootoorvleermuizen leven. Hoewel dit onderdeel zich vooral richt op deze zeldzame soort, kunnen ook andere vleermuissoorten meeprofiteren. Het project heeft een looptijd van 3 jaar. De eerste te beantwoorden vragen waren: waar zijn hoeveel Grijze grootoren (en eventueel andere soorten) aanwezig? Hoe maken ze gebruik van de zolders en torens? Waar zijn de in- en uitvliegopeningen? Zijn er knelpunten (hinderlijke verlichting, ontbreken schakels e.d.) op weg naar het jachtbiotoop e.d. aanwezig? Naast de vijf kerken in de grensregio waar de soort al bekend is, zijn in de wijdere omgeving ook kerken bezocht om te controleren of er daar mogelijk toch ook nog exemplaren aanwezig zouden zijn. Controle van camerabeelden in kerktoren door Laetitia en Tamara Foto Lucien Calle

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2020 | | pagina 4