Kopers op de kust
Onderzoeker Mart
Toon's natuur
Tekst en foto's Toon Hagenaar
Mart is bijna jarig.
'Komen jullie ook naar mijn feestje?'
vraagt hij aan oma en opa.
'Natuurlijk komen wij,' zegt oma
'Hoeveel vriendjes mag je uitnodigen?'
vraagt opa.
'Zeven,' antwoordt Mart. 'Net zoveel
als ik oud word.'
'Wat!' zegt opa. 'Mag jij zo veel
vriendjes vragen?'
'Ja,' zegt Mart. 'Volgend jaar
misschien wel acht.'
'Dan mocht opperoma er wel heel veel
vragen,' zegt oma. 'Weet jij nog hoe
oud ze is geworden?'
Mart knikt. Hij weet het nog heel
goed. Zijn opperoma is 101 geworden.
'Wauw,' zegt Mart. 'Honderdeen
mensen vragen voor mijn feestje. Dat
zou leuk zijn.'
'Dat zou ik geloven,' zegt oma. 'Het is
een mooie leeftijd. Ik hoop ook zo oud
te worden.'
'Je wordt wel zo oud, hoor, oma,' zegt
Mart.
Ineens is het stil.
Opa kijkt op. Hij ziet Mart nadenken.
Hij weet al wat dat betekent. Vaak
komt er dan een vraag.
'Hoe oud kan een mens worden?' vraagt
Mart.
'De oudste vrouw werd 122,' antwoordt
opa. 'De oudste man werd 116 jaar.'
'Hoe meten ze eigenlijk je leeftijd?'
vraagt Mart.
Hij weet het wel. Maar hij vindt het
leuk hoe opa dingen uitlegt.
'Dat meten ze aan de hand van de zon.
Als die een keer alle seizoenen heeft
doorlopen, is dat 1 jaar.'
Mart knikt. Hij wist dat al. Hij had dit
geleerd op school.
'En dieren?' vraagt hij. 'Kunnen die oud
worden?'
'Dat,' antwoordt opa. 'Dat is pas een
lastige vraag.'
'Waarom?' vraagt Mart.
'Omdat er zelfs binnen één soort
grote verschillen kunnen zijn. Daarbij
komt dat de grootte van een dier nog
niet alles zegt.'
'Kan een schildpad heel oud worden?'
vraagt Mart.
'Ja,' antwoordt opa. 'Elke soort heeft
een leeftijdsgemiddelde. Bij de mens
is dit ongeveer 80 jaar. Bij een kat
is dit 15 jaar. Wanneer die 20 wordt,
rekenen we hem tot stokoud.'
'Echt?' vraagt Mart.
Opa knikt
'Welk dier wordt dan het
oudst?' vraagt Mart. 'Is dat de
reuzenschildpad?'
Opa lacht. 'Ja, dat dacht ik ook altijd.
Alleen is dat niet zo. Er zijn dieren die
nog ouder worden.'
Mart is nieuwsgierig. 'Echt waar?
Welke zijn dat, opa?'
'Reuzenschildpadden worden
gemiddeld 150 jaar oud. Net zo oud
als een zwanenhalsmossel, die ook wel
zeepiemel wordt genoemd.'
'Dus samen zijn ze de oudste!'
'Nee hoor,' zegt opa. 'Van een
koikarper is bekend dat die 200 jaar
kan worden.'
Mart begint te glunderen. 'Dat is dus
de oudste, een koikarper.'
'Nee, toch niet.'
'Niet?'
'Nee, er is een dier dat dubbel zo oud
kan worden.'
Mart krijgt grote ogen. Hij kan het
niet geloven. 'Welke is dat?'
'Dat is de Groenlandse haai. Er zijn
exemplaren gevonden van 400 jaar
oud.'
'Zo oud! Dan was opperoma nog
een jonkie,' zegt Mart.
Weer is het even stil. 'En wie leven er
het kortst?'
'Binnen de soorten zijn dit natuurlijk
de insecten,' antwoordt opa.
'Ja,' zegt oma ineens. 'Een voorbeeld
daarvan is de eendagsvlieg. Hoelang
zou die leven, denk je?'
'Een dag, denk ik.' De stem van Mart
hapert. Dat vindt hij wel erg kort. Hij
weet niet of dat wel kan.
'Ja, klopt,' zegt opa. 'Sommige zelfs
maar een paar uur.'
'Zo kort? Hoe zien die eruit?'
'Volgens mij weet je dat nog wel,'
antwoordt opa.
De stem van opa klinkt een beetje
raadselachtig.
Hoe kan Mart dit nu weten?
'Ik ken er een die heet: Cloeon
Martinus.'
Mart kijkt zijn opa aan. Er klinkt iets
bekends in zijn oren. Alleen weet hij
nog niet wat.
'Ze noemen hem ook wel Roodtip,' vult
opa aan.
Mart glimlacht. Hij weet het al. Dat
was de haft die naar hem is vernoemd.
Mart had hem als eerste gevonden.
'Leeft die echt maar één dag?'
'Als volwassen dier wel. Daar gaan nog
een paar stadia aan vooraf. Alleen is
dat voor een volgende keer,' besluit
opa.
Toon's natuur
Tekst en foto's Toon Hagenaar
Het is een druk jaar geweest bij het
bijenhotel dat ik had gemaakt. Dit
keer hing het niet achteraan in de
tuin, maar van voren. Hier hadden we
er een beter zicht op. Het was leuk
om te zien hoe de bijtjes van het
hotel dankbaar gebruik maakten.
De bijtjes hingen stil voor de
geboorde gaatjes of de rietstengels
om uit te zoeken welk gaatje ze
zouden nemen. Of om te zoeken welk
gaatje ze al hadden gebruikt. Hun
achterlijf jes waren extra dik van het
stuifmeel. Soms moesten ze er wat
van achterlaten aan het begin van
het gaatje om erin te kunnen.
Ik was er heel blij om. Het vorige
bijenhotel was minder succesvol
geweest.
Hoe succesvol het bijenhotel ook
was, het was niet alleen in trek bij de
bijen. In een van de geboorde gaten
zag ik een vuurwants zijn plekje
zoeken. In een rietstengel kwam ik
een naaktslakje tegen. Die had een
fijn plekje gekozen om zich schuil te
houden.
Verderop zat een klein spinnetje. Nu
had ik gelezen dat je een spinnenweb
weg moet halen voor het bijenhotel.
Anders is het wel een heel
gemakkelijke manier voor de spin om
voedsel te vangen.
Ook al is er weinig werk aan een
bijenhotel, het blijft belangrijk om
het te controleren.
In het blaadje van het Zeeuwse
Landschap stond een foto van een
goudwesp. Hij leek wel erg veel
op een exemplaar dat ik bij mijn
bijenhotel had gezien. De tekst erbij
was minder vrolijk. Namelijk dat
goudwespen het hebben gemunt op
de eitjes en larfjes in mijn hotel.
Wegjagen heeft geen zin.
Die goudwesp bleek niet de enige
kaper op de kust te zijn.
Op een morgen zag ik dat er een
koolmeesje rond het bijenhotel
aan het f oerageren was. Ik vond
het leuk om te zien. Balancerend,
Naaktslak in een nestholletje
hangend aan zijn pootjes was het op
zoek naar insecten. Alleen daar had
ik me op verkeken. De dag erna zag ik
hem weer bij mijn bijenhotel. Hij was
aan een van de rietstengels aan het
trekken. Snel heb ik hem weggejaagd.
Alleen kon ik dat niet elke dag of elk
uur doen.
De volgende morgen lagen er een
heleboel rietstengels op de grond.
Ik had niet gelijk in de gaten hoe
dat kwam, tot ik terug dacht aan het
koolmeesje. Dat was waarschijnlijk
teruggekomen. Zo te zien had het
flink huisgehouden. Netjes raapte
ik alle stengels op en deed ze terug.
Met de dichtgemetselde kant naar
voren.
Helaas. Het hielp niet. Twee dagen
later lag weer alles op de grond. Een
van de dichtgemetselde rietstengels
heb ik toen opengesneden. Ik was
benieuwd hoe het er vanbinnen
uitzag. Die foto stond in de vorige
Steltkluut.
In ieder geval betrapte ik een week
later een koolmees met één van de
rietstengels tussen zijn snaveltje.
Het streek ermee neer in een
struikje. Het klemde de rietstengel
met zijn pootje vast. Net of het een
pindanootje was. Met zijn snaveltje
hakte hij het riet kapot. Zo maakte
hij het open en pikte hij de larfjes
eruit.
Wat een stommerik, dacht ik. Hoe
kon het koolmeesje dit nu doen? Dit
is misschien wel een lekker hapje,
maar je zorgt ervoor dat dit larf je
geen bijtje wordt. En geen bijtje
betekent geen nieuwe kleintjes.
Wat je nu opeet, daar krijg je straks
geen eten meer voor terug.
Tja, hoe leg je dat aan een
koolmeesje uit. Aan de andere
kant geef ik hem groot gelijk.
Zijn wij mensen niet hetzelfde?
Wij eten ook allerlei dieren op
zonder dat die ooit kindertjes
hebben kunnen krijgen.
'f stekkertje lente 2021