e
Het waterhoen in Midden Zeeuws-Vlaanderen
met vogeltellingen is het gebied ingedeeld in 36 telgebieden
(Figuur 2). Het wordt verderop aangeduid als Midden Zeeuws-
Vlaanderen.
Het gebied wordt tegenwoordig voor c. 70% agrarisch
gebruikt. 7% is open water, 6% bed rij ven-terrein, 9%
natuurgebied - inclusief bos en 'natuurlijk' beheerd terrein - en
4% van het gebied wordt ingenomen door vijf woonkernen.
De belangrijkste landschappelijke veranderingen ten opzichte
van de jaren negentig zijn; verdubbeling van het oppervlakte
aan natuurgebied, de aanleg van c. 15 km vierbaansweg - voor
een deel opgewaardeerde tweebaanswegen - en minder
overhoekjes vanwege intensiever gebruik van het agrarisch
gebied.
Methode
Waterhoentjes foerageren zowel op het water als op het land.
Ze doen dat in de directe omgeving van een begroeide oever.
Bij gevaar vluchten ze naar de oever en 'verdwijnen' daar in de
vegetatie. Na een aantal minuten komen ze meestal wel weer
voor de dag. Omdat tijdens een midwintertelling heel wat
soorten moeten worden geteld en bovendien grote groepen
vogels - denk aan ganzen en meeuwen - in de gaten dienen te
worden gehouden, is wachten op Waterhoentjes er dan niet
bij. Ook het bezoeken van kleine watertjes schiet er dan bij in.
Omdat Waterhoentjes zich in de winter nauwelijks verplaatsen
- 500 meter is al heel wat - kan een telling over meerdere
dagen worden gespreid. Bovendien kunnen plaatsen waar
het tellen op een bepaald moment niet lukt, later nog eens
worden bezocht. Hiermee zijn de belangrijkste criteria van de
door mij uitgevoerde waterhoentellingen genoemd. Voor de
tellingen verplaatste ik me te voet, met de fiets en met de auto.
Ik heb twee keer de afstand en de tijdsbesteding bijgehouden.
In december 1998 heb ik 32 uur aan de telling besteed en in
december 2020 26 uur. In 1998 ging het om 16 km te voet, 186
km met de fiets en 50 km met de auto en in 2020 om 32 km te
voet en 238 km met de auto. De fiets heb ik toen niet gebruikt.
Kleinschalige gebieden deed ik te voet of met de fiets en
grootschalige met de fiets of de auto.
winter
telling uitgevoerd
opmerking
vanaf
tot en met
1990
01-01-90
15-01-90
Groepsgrootte en habitat niet consequent
genoteerd. Voor A80150 ex. bijgeschat.
1991
06-01-91
16-01-91
Groepsgrootte niet consequent genoteerd. Voor
A80130 ex. bijgeschat. Habitat exclusief A801.
1992
01-01-92
05-01-92
Habitat niet genoteerd.
1993
19-12-92
29-12-92
Habitat niet genoteerd.
1994
23-12-94
26-12-93
1994
21-02-94
23-02-94
Lichte tot matige vorst vanaf 13 februari, gesloten
sneeuwdek van 21-23 februari.
1995
23-12-94
26-12-94
1996
17-12-95
28-12-95
Lichte vorst op 24 en 25 december. Lichte tot
matige vorst van 16januaritoten met 9 februari.
1997
07-12-96
28-12-96
Lichte, soms matige vorst vanaf 5 december,
gesloten sneeuwdek vanaf 17 december.
1998
25-12-97
31-12-97
1999
14-12-98
29-12-98
2021
15-12-20
28-12-20
Aangevuld met 18 ex. die werden waargenomen in
januari op niet eerder bezochte locaties.
Tabel 1. Overzicht van de waterhoentellingen in Midden Zeeuws-
Vlaanderen in de winters van 1990-1999 en die van 2021.
De eerste drie winters heb ik geteld in de eerste helft van
januari, daarna ben ik overgeschakeld naar tellingen in de
tweede helft van december. In februari 1994 heb ik een extra
telling uitgevoerd nadat er in de nacht van 20 op 21 februari
een flink pak sneeuw was gevallen. De telling kostte toen
drie'lange'dagen. Ik deed dat omdat ik wilde weten wat voor
invloed een gesloten sneeuwdek op het resultaat zou hebben.
Voor de vergelijking tussen de jaren 90 en de winter van 2021
zijn alleen de tellingen rondom de jaarwisseling gebruikt,
dus niet die van februari 1994. In de jaren negentig heb ik in
het veld de aantallen en groepsgroottes genoteerd op een
topografische kaart en het habitat in een notitieboekje. In de
winter van 2021 heb ik daar waarneming.nl voor gebruikt.
Tijdens de eerste twee tellingen heb ik de groepsgrootte niet
consequent genoteerd en bij de tellingen in de winters van
1990-1993 en die van februari 1994 was dat het geval voor
het habitat. Indien een bepaald gebied niet of niet volledig
kon worden geteld, heb ik bijgeschat. In Tabel 1 wordt een
overzicht gegeven van de telperiode, de bijschattingen en -
indien van invloed op het resultaat - de weersomstandigheden
tijdens een telling.
Hoewel in het veld vaak gedetailleerder genoteerd, heb ik bij
het habitat uiteindelijk onderscheid gemaakt tussen vogels
die foerageerden op gras, wintergraan, akkers, kuilvoer,
aardappelafval en vogels die dat zwemmend deden. Bij de
vogels op gras ging het bij minder dan 1 om graszaad.
In 1988 ben ik met midwintertellingen in het gebied gestart.
Vanaf 1996 doe ik dat - meestal samen met een ander - voor
het gehele gebied. Een midwintertelling duurt ongeveer twee
dagen. De resultaten van de deze tellingen worden gebruikt
om de aantalsveranderingen over wat langere periode te
verklaren en om de waterhoen- en de midwintertellingen met
elkaar te vergelijken.
Resultaten
In Tabel 2 en Figuur 1 wordt het resulaat van de
waterhoentellingen gegeven. In de jaren 90 ging het
gemiddeld om 623 ex. en in de winter van 2021 nog maar om
218 ex. (35% van het gemiddelde in de jaren 90).
In de eerste helft van de jaren negentig varieerde het aantal
Waterhoentjes tussen 529 en 639 ex. Daarna nam het aantal
toe tot 792 ex. in de winter van 1996. In de winter van 1998
werden nog maar 506 ex. geteld. De winters van 1996 en 1997
waren koud (Figuur 1met in de winter van 1997 bovendien
een flink pak sneeuw (www.knmi.nl). Waterhoentjes zijn daar
gevoelig voor zeker voor de combinatie met sneeuw (Jukema
1987, Sovon 1987 en Vergeer 2018). Dat de populatie zich snel
kan herstellen, bleek in 1999, toen het aantal al weer op het
niveau van de eerste helft van de jaren negentig lag.
Voor wat betreft de winter van 1996 dient opgemerkt te
worden dat de telling werd uitgevoerd in december, terwijl het
pas winterde vanaf 16 januari.
In Figuur 1 wordt voor de winters vanaf 1996 ook het resultaat
van de midwintertellingen gegeven. Het lage aantal in de
winter van 1997 valt op, ook in vergelijking met het resultaat
van de waterhoentelling; 194 ex. versus 676 ex. Een dergelijk
groot verschil is niet te verklaren door de telmethode (zie
verderop). De waterhoentelling werd uitgevoerd in de
De steltkluut lente 2021
periode 7-28 december en de midwintertelling in het
weekeinde van 11-12 januari. De kou manifesteerde zich
die winter tussen 28 december en 8 januari met voor die
periode een gemiddelde temperatuur van -6,4°C en een flink
pak sneeuw vanaf 29 december (www.knmi.nl). Bij zulke
omstandigheden komen heel wat Waterhoentjes om. Het
aantal van 506 ex. in 1998 in ogenschouw nemend, lijkt dit
mee te vallen. Een goed broedseizoen kan echter bij een hoog
reproductieve soort zoals het Waterhoen veel goedmaken.
Ook de afname in de periode 2009-2011 valt op. Deze was
ongetwijfeld een gevolg van de wat koudere winters in die
periode met bovendien in de winters van 2010 en 2011 heel
wat sneeuw (www.knmi.nl). Vanaf 2014 volgde een reeks van
zeer zachte winters, maar bleef populatieherstel uit.
Tabel 2. Aantal Waterhoentjes en de groepsgrootte in de winters
van 1990-1999 en 2021 in Midden Zeeuws-Vlaanderen. Voor wat
betreft de groepsgrootte worden per winter het gemiddelde (gem), de
90-percentiel (p90), het maximum (max), de standaardafwijking (SD)
en het aantal groepen (N) gegeven.
Telmethodes
Een vergelijking tussen de waterhoentellingen en de
midwintertellingen is alleen mogelijk voor de jaren waarin de
weersomstandigheden tussen beide tellingen min of meer
gelijk bleven. Dit geldt voor de winters van 1996,1998,1999
en 2021De waterhoentelingen leverde toen achtereenvolgens
792,506,646 en 218 ex. op en de midwintertellingen 458,402,
494 en 144 ex. Het verschil tussen beide methodes bedraagt
gemiddeld 30% (variatie 21-42%). Daarbij dient aangetekend
te worden dat ik bij de midwintertellingen vanwege de een
paar weken eerder uitgevoerde waterhoentellingen voorkennis
had.
In de winter van 1994 werd zowel aan het begin (23-26
december) als op het einde van de winter (21-23 februari)
geteld. Bij de eerste telling werden 574 ex. gezien en bij de
tweede telling - die plaatsvond bij een gesloten sneeuwdek -
ging het om 630 ex., 10% meer dan in december. De toename
tussen december en februari zou een gevolg kunnen zijn
van een kwalitatief betere telling vanwege de verhoogde
waarnemingskans bij sneeuw of van toestroom van vogels van
elders. Dit laatste zou in tegenspraak zijn met het gegeven dat
Waterhoentjes in Nederland vooral standvogels zijn. Omdat
ik wilde weten of het om lokale vogels ging of juist niet, heb
ik in het voorjaar van 1994 door middel van een globale
inventarisatie het aantal broedparen bepaald. Tussen begin
april en begin mei heb ik toen alle potentiële broedplaatsen
minimaal één en vaak tenminste twee keer bezocht. In totaal
spoorde ik op die manier circa 250 paren op. Ik schatte het
aantal indertijd op 275-300 paren. De 630 door mij op het
einde van de winter getelde Waterhoentjes passen daarbij. Ik
ga er daarom vanuit dat de telling van februari kwalitatief beter
was dan die van december.
Verspreiding
In Figuur 2 wordt per telgebied een vergelijking gemaakt
tussen het gemiddeld aantal Waterhoentjes in de winters
van de jaren 90 en het aantal voor de winter 2021Op een
winter
telperiode
aantal
groepsgrootte
gem
p90
max
SD
N
1990
1-15 jan
639
-
-
-
-
-
1991
6-16 jan
588
-
-
-
-
-
1992
1-5 jan
550
6,5
16,0
111
13,1
85
1993
19-29 dec
529
6,4
11,0
94
10,7
83
1994
23-26 dec
574
6,1
12,0
87
10,0
94
1994
21-23 feb
630
6,3
13,1
84
10,1
100
1995
23-26 dec
718
6,8
15,5
58
8,9
106
1996
17-28 dec
792
6,8
16,0
77
11,0
116
1997
7-28 dec
676
6,4
14,6
40
7,3
105
1998
25-31 dec
506
5,9
14,0
42
6,7
86
1999
14-29 dec
646
8,1
19,3
67
10,4
80
2021
15-28 dec
218
2,9
6,7
26
3,5
74
800
700
600
500
"(5
c 400
CD
ra
300
200
100
0
1989
1993 1997 2001 2005 2009 2013 2017
Waterhoentelling ■Midwintertelling Helmann-koudegetal
400
300
200
ai
QO
O)
XI
3
O
100
2021
Figuur 1.
Aantal Waterhoentjes
in de winters van
1990-2021 in Midden
Zeeuws-Vlaanderen.
Het gaat om resultaten
van waterhoentellingen
(1990-1999) en
midwintertellingen
1996-2021) zie tekst. Op
de rechtery-as wordt het
Helmann-koudegetal
voor Westdorpe
gegeven.