Onze mooiste bloemdijken Peter Maas (tekst foto's) Waar je ook kijkt in Zeeland, altijd zie je dijken. Natuurlijk direct langs de Westerschelde. Hoge, waterkerende dijken. Ga je een stukje 'de polder' in, dan zie je ook daar weer dijken. Onze streek is opgebouwd uit polders en iedere polder heeft ooit aan de zeezijde een waterkerende dijk gehad. Soms zijn deze dijken al honderden jaren oud en heeft zich er een bijzondere vegetatie op gevestigd. Ze staan bekend als de Zeeuwse bloemdijken. waarin bijvoorbeeld ook Peen, Duizendblad, Knoopkruid, Glad walstro, Grote bevernel, Zeegroene zegge, Gewone bermzegge en grassen als Goudhaver, Kamgras en Veldgerst in voorkomen. Naast planten zijn deze dijken ook van belang voor een aantal vogelsoorten (Patrijs, Groene specht, Steenuil, Roodborsttapuit, Grasmus, Torenvalk) of een aantal insecensoorten waarvan vooral dagvlinders (Bruin blauwtje, Zwartsprietdikkopje) en solitaire bijen in de belangstelling staan (Grashommel, Fluitenkruidbij ofVeldhommel). De mooiste periode in het jaar om een kijkje te nemen is in de vroege zomer (half april) tot in het vroege najaar (eind september). Van oost naar west gezien vind je de beste voorbeelden in de omgeving van Lamswaarde (Boudeloodijk, Paalsedijk, Oude Graauwse dijk), Hulst (Kieldijk), Kloosterzande (Mariadijk, Schapersdijk), Axel (Oude Sasdijk, Havikdijk), Heikant (Groeneweg, Oud Ferdinandusdijk) of Philippine (Dijckmeesterdijk, Kleine Stelledijk). Enigszins afwijkend zijn de dijken langs de grens met Vlaanderen. Deze dijken hebben een zandlichaam dat opgebouwd is uit het oude, pleistocene zand en dat is kalkarm. De schrale omstandigheden geven ook hier kansen voor bijzondere vegetaties met Gewone veldbies, Vroegeling, Kleine leeuwenklauw, Vroege haver, Gewone zandmuur en, in zeer bijzondere gevallen: Wilde tijm of Ondergrondse klaver. Twee dijken springen in het oog: De Koninkjesdijk bij Zuiddorpe en de Fortdijk bij Koewacht. Op deze laatste dijk vinden we de enige groeiplaats van Ruige anjer in onze regio. Een zeldzame dijkplant die je verder moet zoeken in Zuid-Beveland, Tholen of Schouwen-Duiveland. Zoals gezegd waren de dijken vroeger in agrarisch beheer. Koeien of schapen graasden de vegetatie weg. Waar dit niet het geval was werd vroeg in de zomer met de zeis een snede hooi gesneden als veevoer voor de komende winter. Maar zodra dergelijk beheer stopt en de dijk aan zijn lot wordt overgelaten, gaat de vegetatie groeien en nemen dominante grassen en kruiden in aantal toe. Dfe dijk verandert in een ruigte waarin Zeeuws-Vlaanderen kent in totaal meer dan 300 polders (Wilderom, 1973) en het totaal aan lengte bedraagt honderden kilometers. Al die dijken zijn ooit opgebouwd uit bodemmateriaal dat in de directe omgeving gewonnen werd. Soms was dit zanderig, soms zavel of klei. Bijna altijd was dit materiaal kalkrijken zelfs na honderden jaren is dit nog steeds zo. Ze behoren ook nu nog tot de meest kalkrijke gronden van Nederland (Essens cs, 2020). Eeuwenlang werden deze dijken gebruikt door de boeren om er vee op te laten grazen of om er een snede hooi af te halen. Ook waren (en zijn het nog altijd) bij uitstek geschikte gronden om bomen op te planten en daarmee wordt hun betekenis voor het landschap nog groter. Al die dijken samen worden ook wel 'de ruggengraat van het Zeeuwse landschap' genoemd. Het agrarisch gebruik is echter de laatste 30 jaar steeds verder afgenomen. Simpelweg omdat deze dijken niet goed samengaan met de intensieve landbouwmethoden van deze tijd (Actieplan Binnendijken, 2005). Meer en meer kwamen dan ook terreinbeheerders om de hoek kijken om het beheer over te nemen. Het Zeeuwse Landschap en Staatsbosbeheer in Zeeuws-Vlaanderen en Natuurmonumenten in Zuid-Beveland. De beste bloemdijken vinden we op dié plekken waar het talud van de dijk gericht is op de zon, dus op de zuidhellingen. Deze dijken worden in de zomer zeer warm waardoor een aantal specifieke plantensoorten bevoordeeld wordt die we meer algemeen kennen vanuit zuid of midden Europa. Hoe steiler het talud, hoe sterker dit effect. Plantensoorten die meest karakteristiek zijn voor dergelijke omstandigheden zijn ondermeer Agrimonie, Moeslook, Wilde marjolein, Kattendoorn, Glad parelzaad, Donderkruid en Fijne ooievaarsbek. Er kunnen soortenrijke vegetaties ontstaan Speciale taludtrekkers zijn soms nodig om onder moeilijke omstandigheden te kunnen maaien Glanshaver, Kweek, Rietzwenkgras, Grote brandnetel of bramen de hoofdtoon vormen. Ook struweel van Meidoorn of Sleedoorn kan gaan woekeren. Er is dan letterlijk geen ruimte meer voor de eerder genoemde subtielere soorten. Om dit proces te keren is het nodig om te maaien waarbij het gemaaide materiaal steeds wordt afgevoerd. Dit beheer wordt al op een aantal dijken door de natuurbeherende organisaties uitgevoerd, maar toch bleek dat de vegetaties maar mondjesmaat of zelfs helemaal niet herstelden. De oorzaak daarvoor moet gezocht worden in de onnatuurlijke, sterke bemesting die er vanuit de lucht op de dijken neervalt (stikstof depositie). Daar komt nog bij dat door de klimaatverandering er de laatste jaren hoge temperaturen in de nazomer voorkomen die dus het groeiseizoen verlengen. En ook dit komt vooral weer ten gunste van de ruigere, dominante plantensoorten. Er moet dus nóg meer gemaaid worden. Niet één maar twee keer per jaar, te beginnen in het voorjaar om zo de dominante grassen een flinke tik te geven, gevolgd door later in het jaar nog een keer een maaironde. Het verhaal lijkt een beetje op'de kool en de geit sparen'. We willen graag soortenrijke vegetaties met daarop en omheen een rijke fauna (vogels, insekten, dagvlinders). Maar al dat maaien (zelfs in het broedseizoen) is ook iedere keer weer een ingreep en met het maaisel voer je soms ook de larven van kevers, de rupsen van vlinders af, of beschadig je de nestholtes van solitaire bijen. De huidige milieuomstandigheden laten de beheerders echter weinig keuze, al is er wel een klein soort'ei van Columbus': gefaseerd maaien. Dus niet alles overal in één keer maaien en afvoeren, maar een zodanig systeem bedenken dat er altijd overal wel wat ongemaaide stukken overblijven. Hopen dus dat het landelijk en Europees milieubeleid snel en concreet wordt opgepakt en gaat leiden tot een vermindering van de stikstofdepositie. Tot het zover is zijn er gelukkig extra financiële middelen beschikbaar gesteld door de Provincie Zeeland (Project Herstel Biodiversiteit Bloemdijken) en het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (Project Impuls Natura 2000). Er kan daardoor in ieder geval op een deel van de bloemdijken een herstelbeheer uitgevoerd worden. Tot slot nog een opmerking over bufferzones langs de dijken. Alle dijken samen vormen een fijnmazig netwerk dat zich tot in alle hoeken van onze streek uitstrekt. Een streek die voor het grootste deel in een intensief modern agrarisch gebruik is. Daardoor zijn de dijken uiterst gevoelig voor de inwaai van meststoffen en bestrijdingsmiddelen vanuit het naastliggende landbouwgebied. Onze mooiste bloemdijken zouden daarom best worden voorzien van een permanente mest- en spuitvrije bufferzone of bloemrijke akkerranden aan de voet van de dijken om inwaai van meststoffen en bestrijdingsmiddelen te minimaliseren. Een bufferzone van ca. 15 meter zou wat dit betreft al wonderen kunnen doen (in: Essens, 2020). Er ligt dus nog een klus te wachten. Kattendoorn groeit vooral op wat zanderige, beweide dijken Grote bevernel langs de Boudeloodijk Bronnen: Actieplan Binnendijken, 2005. Provincie Zeeland, directie Ruimte, Milieu Water. Essens, Willem-Jan, Roland Bobbink, Peter Maas Fransje Mooij, 2020: Is de floristische achteruitgang van de Zeeuwse bloemdijken nog te stoppen? De Levende Natuur, nov. 2020. Wilderom, Ing. M. H., 1973: Tussen afsluitdammen en deltadijken IV Zeeuwsch-Vlaanderen. Gewone agrimonie komt steeds minder voor op de bloemdijken Akkerhoornbloem langs een afritje langs de Groote Huissenspolder, midden jaren '70

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2021 | | pagina 7