Bovenbenen DE DIKKE DIJBENEN FILIPPINE \j Toon's natuur Toon Hagenaar (tekst, puzzel en foto's) Mart is bij zijn oma en opa. Oma vraagt aan hem hoe het was op school. Mart vertelt over rekenen en over taal. Taal vindt hij niet gemakkelijk. 'Wat vind je het leukste op school?' vraagt oma. 'Gymnastiek.' Oma begrijpt dat wel. Mart houdt van rennen. 'Ik vond dat ook leuk/ vertelt oma. Vooral wanneer het apenkooi was.' 'Apenkooi/ zegt Mart. 'Wat is dat?' 'Dat is tikkertje in de gymnastiekzaal/ antwoordt oma. 'Alle gymtoestellen staan dan kriskras door het lokaal.' 'Deden jullie dat echt?' zegt Mart. 'Wauw, dat lijkt me helemaal te gek.' 'Dat begrijp ik/ zegt oma. 'Het lijkt wel op f reerun/ zegt Mart. 'Ik vind het jammer dat ik er niet meer naartoe kan.' Oma weet hoe leuk Mart f reerun vond. Er waren alleen te weinig kinderen die het ook leuk vonden. Daarom is het gestopt. 'Weet je, oma/ zegt Mart. 'Lars en ik hebben de stevigste bovenbenen van de klas.' 'Hè/ zegt oma. 'Ja, oma. Dat is zo.' 'Hoe weet je dat dan?' vraagt oma. 'Laatst hadden we gym. We moesten ons omkleden. Ik keek naar de bovenbenen van Lars. Die waren echt stevig.' 'En die van jou?' vraagt oma. 'Toen ik het bij Lars had gezien, ging ik voor de spiegel staan. Ik zag dat die van mij net zo stevig waren.' Oma wil lachen. Ze doet het niet. Zo klein en al zo opmerkzaam. Zo jong en nu al bezig met zijn uiterlijk. Wat zal dat later worden? Opa heeft het ook gehoord. Hij zat de krant te lezen. Langzaam laat hij de krant zakken. 'Mart/ zegt hij. 'Ja, opa.' 'Welke dieren hebben ook stevige bovenbenen?' vraagt hij. Mart moet even nadenken. 'Ik weet er meerdere/ antwoordt hij. 'Noem er eens vier?' vraagt opa. Vier verschillende dieren...' Het is even stil. 'Een haas/ zegt Mart. 'Een haas kan heel hard rennen. Hij heeft hele dikke bovenbenen.' Opa knikt. 'Nog drie/ zegt hij. 'Een cheeta kan ook heel hard rennen, opa. Hij kan het hardste van heel de wereld.' 'Helemaal goed. Nog twee/ zegt opa. 'Maar nu eentje die niet hard kan rennen.' Oei, opa maakt het moeilijker. Welk dier is er nog? Wie heeft zijn bovenbenen voor iets anders nodig? 'Hij leeft hier in de tuin/ helpt opa. 'Bij het vijvertje.' Mart moet even nadenken. Ineens weet hij het antwoord. Natuurlijk. Dat hij daar niet aan heeft gedacht. 'Een kikker.' 'Ook goed. Nu nog een.' Nu hij even nadenkt, weet Mart er een heleboel. 'Een olifant/ zegt hij. 'Een neushoorn, een giraffe en een struisvogel.' 'Goed zo,' zegt opa. 'Weet je dat een struisvogel een leeuw kan doodtrappen?' Mart schudt zijn hoofd. Dat wist hij niet. 'Is er een die nog harder kan trappen?' vraagt hij. 'Als het om trappen gaat, dan wint de kameel/ zegt opa. 'Waarom de kameel?' vraagt Mart. 'Kan een kameel dan nog harder trappen dan een struisvogel?' 'Nee.' opa schudt zijn hoofd. 'De kameel kan iets bijzonders. Hij kan zowel naar voren, naar achteren als naar opzij trappen.' 'En vogels?' vraagt Mart. 'Hebben vogels ook speciale poten?' 'Roofvogels hebben natuurlijk hun klauwen. Zwemvogels hebben zwemvliezen, maar ook hele stevige bovenbenen.' 'En de dikste?' 'De dikste dijen zijn die van een olifant. Maar een dinosaurus wint het van allemaal. De brontomerus had dijen die we donderdijen noemen. Ze zijn heel dik.' Opa houdt zijn handen een halve meter van elkaar. 'Zo dik?' zegt Mart verbaasd. 'Daar zijn die van mij maar kikkerbilletjes bij.' Toons natuur Bij een Filippine puzzel ga je op zoek naar de oplossingen in het diagram aan de hand van vragen. Wanneer een woord ingevuld is, kunnen de letters van het woord die in een vakje met een nummer staan overgezet worden naar de gelijk genummerde vakjes in de rest van het diagram. Het doel van de puzzel? Het diagram volledig invullen. Je vindt de oplossing door de zin in de grijze vakjes van boven naar beneden te lezen. Weet je wat de oplossing is? 'tstekkertje lente2022 Omschrijving 1Grootste lopende vogel 2. Zwart wit dier dat van bamboe houdt 3. Gevaarlijk dier met manen 4. Dikkertje Dap gleed van zijn nek 5. Mensaap, het mannetje heet een zilverrug 6. Dier dat bomen omknaagt 7. Dier met dikke huid en vreemde neus 8. Woont op de noordpool 9. Deze leeft in de achtertuin van opa 10. Dier met een buidel 11. Dit dier heeft twee bulten 12. Heeft scherpe klauwen en vliegt 13. Legt zijn eitjes in een keutel 14. Gestreepte katachtige 15. De vroedmeester is een 16. Heeft een hele lange neus 17. Groot groen verspringend insect

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2022 | | pagina 14