- 58 - Westelijk van Westkapelle staan de gevaarlijke Rassen ingetekend met verschillende dieptepeilingen. Zo zijn ook Wielingen en Denrloo gegeven. Van hei verdronken West-Borssele staai (gestreept) een slikvlakte, net daarop een aanduiding als van een ''"bergje-' (de Berg van Troije?). Zuidoost hiervan staat een (omkaad?) huis getekend, als zouden er nog resten van het verdronken dorp Westkercke te zien zijn geweest in 1600 J Gerritsen heeft tussen Veoro en Vlissingen eon hele serie nollen of hoofden getekend. Zeel.d.d.e.h. geeft op blz. 194 e.v. een beschrijving van de Walcherse kust in 1546 van do hand van Ascent Jansz Boom. Vanaf Arnemuiden noomt hij - "dat Berchsche, dat Goesse, dat Vismart-, dat Zirrixzese hoet(=hoc£d dat hoet 'achter die Half Maene, dat hoet van der Docke, dat hoet vah der Ingelsche reede, dat Casteel- hoeft van Welsinghe, dat Driecante hoot, Pernolle- manshouck, BI anke rt shouck (bij Raminekens)Op rel shoot, dat Lango Houten hoet, dat Gostorscho hoet, Westorsche hoet." Boom meldt, dat dit laatste hoofd ligt onder "die mueragie" van Vlissingen. Bij schrijft, dat de hoofdon ten oosten van Vlissingen door de stroming van de "Hondt" praktisch dagelijks verkorten. Do tekening van Gerritsen kan dus wel afwijken van de toestand van 1546. De hoofden waren gezien de namen dus wei speci ale aanlegsteigers voor schepen uit Borgen op Zoom, Goes, ZierikzeoEngeland, enz. Fort Raminekens wordt ook wel "Zeohbourch" (Zeeburch) genoemd, maar Zeeburch was een aparte plaats nabij Rammekens; hot Plantijnpanorama o.a. laat ons dit zien. Ook Boom maakt onderscheid tussen "castcel Zeeburch" en Rammekens. KWADENDMkE A„ DE B00 Zogenaamde SPAARSE pijpjes. alles op ware 'groott e Beter is het, te spreken van ENGELSE pijpjes, want omstr. 1600 is de kunst van pijpen maken, door een Engelsman in GOUDA gebracht dus niet door de Sp anj aarden Verschillende pijpenmakers voerden ve r s c hi 1 li-"; rvïo "'.me rlc nz o al s de af - b-, jldiugun er enkele tonen. l^e a "i Lbo -ou 7.

Tijdschriftenbank Zeeland

Varia Zeelandiae | 1961 | | pagina 9