- 36 -
Woordenboek van Prof. Verdam)»
Kalmuk ofkalmink een soort wollen stof» Volgens Z.W.
fijne zwartwollen stof, waarvan de bovenrok der
boerinnen gemaakt is - Sondagse keus.
Buffel dikke wollen stof (voor overjassen).
Baaij een dikke flanelachtige stof.
Karsaaij gekeperde wollen stof. M.W. grof gekeperd laken.
Oastorme kastoor of beverhaar.
Saaij gekeperde wol.
Serge gekeperde wollen stof. M.W.licht gekeperde stof.
Drogette - half wollen stof.
C-rem weefsel van kemels- of geitenhaar en wol. Volgens
^j.U.o tot omstreeks 1900 zag men gekleurde greinen
keuzen (boerinnerok, zowel onder- als bovenrok)
gestreept in blauw-zwart, groengeel zwart; voor
halve rouw paars-zwart. In M.W. betekent het werk
woord 'greinen': met bloemen doorwerken, of: rood-
verven.
Merinos stof van merinoswol (van schapen met zeer fijne
wol).
Manchister geribbeld katoenfluweel.
Trijp fluweelachtig wollen weefsel.
Cramerie volgens M.W.o.a. winkelwarenZou hier moge
lijk o.a. de 'kraalkant1 van de beuk bedoeld kun
nen zijn
s - GP,AVgNP OLDER j o iAr'ALRAVE
EMIGRATIE 1858
Een stel emigranten uit Madeira, waar de oogst mislukt
was en hongersnood dreigde, had het daar in de bossen van
de Mucuri een paar jaar tevoren klaargespeeld. Maar de
Zeeuwen, aan landbouw en sommigen aan arbeid niet gewend,
misten moed en kracht en energie en gingen er bij de pak
ken neerzitten» Daarbij kwamen malaria, beten van insecten,
typhus misschien.
Spoedig was die troep "Hollanders en Belgen" berucht om
haar rampzaligheidPr zijn in die tijd nog een paar Duitse
- 37 -
ervan
natuuronderzoekers langs gekomen, die allerlei akeligs/be
waard hebben in hun nu zeldzame werken. Theophilo Ottoni
beklaagt hen ook, maar geeft de schuld aan de ronselaars
zonder-consciëntieaan de kwaliteit van de emigranten en
aan hun onwil of liever onmacht om er wat van te maken.
Zoals gezegd, een goed deel is er toen omgekomen.
Maar wat er ontsnapte, is onder elkaar en sommige Zeeuwse
meisjes met Chinese koelies getrouwd, en heeft de nakome
lingschap opgeleverd, die nu, na een eeuw, nog in het
noordoosten van de staat Minas Gerais rondlooptbleekge-
zichten, rossige typen, vlassige blonde haren; mensen, die
je met een "Goeie morgen" en "Hoe maak je ?t hier?" tege
moet wil gaan, maar die je dan heel vreemd aankijken en in
Fortugees-met-een-tongval.onderbrekenKannietverstaan.
Zoals ik schreefde meestèn hebben zich zekere welstand
verworven. Er zijn er, die trouwden in de familie van een
ZwitsepJan Krettli, die al langer in een andere streek
van Brazilië werkzaam was geweest en die door Ottoni ge
contracteerd werd om met zijn Duits zo goed en kwaad als
het ging, als tussenpersoon en voorman bij de "Hollanders"
dienst te doen.
Wanneer men op oude atlassen zoekt, ziet men misschien in
de Foordoosthoek van de middelste staat van Brazilië, Minas
Gerais genaamd, een eindje onder Salvador of Bahia, het
binnenland in, een plaats Philadelphia. Dat is het centrum
van de compagnie, die naar haar stichter later Teófilo
Otoni werd genoemd, zoals men op meer moderne kaarten aan
gegeven zal vinden.
Als U toevallig eens een verre naneef van die mensen ont
moet, kunt hem de geschiedenis van die oom of voorvader
in Brazilië vertellen, maar nog eens: ik geloof niet, dat
hij erop behoeft te hopen, ooit onverwachts een vette erfe
nis uit de Nieuwe Wereld te ontvangen.
De "Hollanders" weten niets meer van hun voorouders, op
enkele verwarde verhalen na. De namen en data die ik gaf,
heb ik uit de oude boeken; zelf hebben ze geen papieren
meer. Alles is in de "struggle for life" in de hutjes en
primitieve kistjes in het oerwoud verloren gegaan, bedor
ven door regenwater, door vuur verbrand, opgevreten door