Vermue en Langemare waren weinig geletterd. Het handschrift van Vermue is zeer 'schoon®. Hij deed er erg zijn best op; hij vergiste zich zelden. Wel laat hij gedurig de t weg in Westdorp, van Vt Westeinde, Westhoeve Langemare heeft een vlot en slordig schrift. Hij .gaat duidelijk meer op de klank af (Driedik, van Dries, van den Ende, van Ykeren, Gosselinck, Schedet (i.p.v. He- det), de Kleeremaker, KnuitsStrobeis, Verdoenkt, van ®t Westende; ook schrijft hij bv. Barbara i.p.v. Bella; Anthonia i.p.v. Anthony). Graag dus zouden we de juiste schrijfwijze zien neer-: gepend door de enige goedonderlegdede pastoor-, die geboren werd te Leidschendam. Van Wouwelandt volgt ech ter voornamelijk zijn voorganger na, waarbij hij Hubregt zet voor ïïuijbregt, Nicolaas i.p,v. ClaesAdriaan ipv Ariaen, Pancratius ipv Makras. De latijnse bijvoegingen "ancilla" bij Adriana Langemare (de gedienstige van de pastoor en "extraneus histrio" bij Franciscus Hedet, zijn' van zijn hand. Hij schrijft "d hotel" ipv Doudil of Dotil. Meerdere aanduidingenalsJansePieterse Claasse, Hubregtse, efdc-m. -hebben- we mede aan hem te .danken/Daardoor kennen we van heel wat personen ook de voornaam van de vader, een aanknopingspunt temeer De familienamen die in de -lijsten met'een C werden géschreven,' brachten we voor. ons gemak onder onder de K (uitgezonderd "Cornelisse" in Het Zuiden). De voorgevoegde H Vóór A, E on 0 gaven we zoveel doen lijk de haar toekomende plaatsen onder A, E én 0. De (mogelijk) weggelaten H werd geplaatst onder de H, In de lijsten van kerkmeester Willem Marijnisse de Jonge uit Het Westen, staat in 17631?64 en l?6f> een Francois Claus (KlauwsKlaeus). We dachten een ogen blik, dat hier bedoeld kon zijn de (uit An tv/er pen geboor tige) StadspastoorFranciscus Claus ofm, die stads- pastoor te Goes was van 1739 tot zijn dood, op 21 april 1-768. Pastoor Claus stond als zeer goedgeefs bekend. q Vrij schriel zou dan hier zijn jaarlijkse bijdrage, -..03.0.A 1,--=) zijn, zodat we toevallige .naamverwantschap aan nemen. De collectelijs ten geven ons natuurlijk ook een indruk van de rijkdom (of van het zich groothoudentegenover an deren). We hebben de bedragen achter do namen ingevuld, om meer zekerheid te hebben, dat we met dezelfde personen te maken hebben, al ontmoeten we ze in een 'ander rayon. Het is eenoudé gewoonte, dat men elk jaar ongeveer (of exact) eenzelfde bedrag schonk. Dat is bij velen nü nog zo: bij vas te jaarlijkse bijdragen hoort men steevast'; "Wat ae 'k flie jaereheve?". Het is mogelijk voor meerderen het intrappen van open deuren, als we een woordje wijden aan de XVIIIde eeuwse muntspeciën en aan de rekeneenheden. Als munt bestonden: -De gouden rijder; waarde ca l4 gld. - -De gouden dukaat; waarde ca k-? gld. -De dubbele gouden dukaat. - De gouden munten waren schaars tot zeer schaars. -De zilveren'rijder; waarde 63 stuivers. -De zilveren dukaat; waarde- 52 stuivers. De naam,waaronder deze munt beter bekend is, is 'Zeeuwse rijksdaalder', (De andere gewesten hadden dukaten van 50 stuivers.) -Van de vorige afgeleid: halve daalder, kwart daalder (ge- nao.md 'Het Dertientjeomdat ze 13 stwaard was)en achtste daalder- (genaamd 'Pietje'). -De zilveren stuiver. -De zilveren dubbele stuiver (waarvandaan de naam 'dubbel tje® afgeleid werd) -De (rood)koperen duit; waarde '1/8 stuiver. Tot overmaat van .'Onoverzichtelijkheid waren al de munten uit de overige Nederlandse gewesten ook gewoon in omloop. Zelfs geld uit de zuidelijke Nederlanden en uit enkele Duit se landen en steden (veel uit Aken) was in gebruik. Het zilver- en goudgeld werd gewogen en getoetst, als men het gewicht en het gehalte niet vertrouwde of niet kende

Tijdschriftenbank Zeeland

Varia Zeelandiae | 1969 | | pagina 7