- 50 - HET GESLACHT (DE VRIESE) VAN OOSTENDE Door heel de- Middeleeuwse geschiedenis van Hoelekens- kerke, Vinningen en Oostende kómen we het geslacht DE VRIESE VAN OOSTENDE tegen. Het geslacht is ontstaan uit een splitsing van het ge slacht De Vriese uit Baarland. 'i)e oudst bekende De Vriese wordt genoemd in 1070, Wouter de Vriese Door de zich steeds uitbreidende familie werd er een nieuw Ambacht ge sticht op het Oosteinde van het eiland (dat toen Hoedekens- kerke en Baarland omvatte). Deze splitsing moet ongeveer in 1259 of daarvoor plaatsgevonden hebben Er ontston den zo het geslacht De Vriese.van West-Baarland en De Vriese van (hét) Oosteynde. De oudste De Vriese's van Oostende zijn bekend uit het jaar 1259 Do oudste, mij bekende, De Vriese van Oost ende wordt genoemd in het jaar 1515» Willem de Vriese, heer van Oestende, kreeg, samen met Geerlof van Cats, Jan van der Maelsteden en Gillis van Oostkercke, opdracht van Graaf Willem III (Willem Graef lans Soon 130k - 1537) om een regeling op te stellen over de vererving van tien den. Deze regeling kwam klaar op 9 maart 1316 Hieruit blijktdat Willem de Vriese van Oostende een belangrijke plaats innam onder de edelen; van (midden) Zeeland. NB. Voordat de andere leden van het geslacht genoemd worden, eerst het volgende. Bij het geslacht De Vriese van Oostende doet zich het (merkwaardige feit voor, dat (gedurende de hele periode, dat het geslacht bestond) er zowel over De Vriese van Oostende als over Van Oostende gesproken wordt. Er is een zekere regelmaat te be speuren. De "stamhoudervan het geslacht, meestal de oudste zoon, kreeg altijd de naam Willem en als achtervoegsel De Vriese van Oostende. De andere zoons kregen andere namen en het achtervoegsel Van Oostende. Zo krijgen we dus, dat tijdens êên ge- - 51 - neratie steeds één Willem de Vriese van Oostende voorkomt. Om het nu allemaal een beetje overzich telijker te houden, heb ik ze genummerd. Dus: Willem de Vriese van Oostende (I) 1316. In 13^6 komen we voor de tweede maal een Willem de Vriese van Oostende (II) tegen. Het is natuurlijk mogelijk, dat het dezelfde Willem (I) van 1316 is, maar hiervoor zijn geen bewijzen. Willem de Vriese van Oostende (II) wordt genoemd bij het afhoren van de Rekenkamer in 13^-6 13H7 en 135^. In 135^ wordt tevens een Gerrit van Oesteynde genoemd eveneens bij het afhoren van de Rekenkamer. In lé-05 behoort een Willem de Vriese van Oostende (III) bij de belegeraars van het Slot Hagestein. In lé-11 komen we een Jan van Oostende (I) tegen. Een andere ridder Jan van Oostende wordt in lé-89 ge noemd en die wordt in 1512 in Goes begraven. Omdat er ook een^geslacht Van Oostende in Goes was (Slot Oosten de l), is deze ridder voorzichtigheidshalve niet onder e van Oostende!s van Hoedekenskerke gerekend. Heer (Willem) de Vriese van Oostende (IV) is de eer ste Van Oostendedie in de leenregisters voorkomt. Hij laat bij zijn dood in iWf 50 gemeten 198 roeden tienden na aan zijn zoons de dochter deelde niet mee uit ost-Baarland, Oedekinskerke en Vinnigen. Zijn zoons wa ren Willem dë Vriese van Oostende (V) en Gillis van Oostende (l). Gillis van Oostende (i) stierf voor 26 februari lé-55. Dit blijkt uit een rekening, waarbij zijn zoons, Willem van Oostende (VI), Jacob van Oostende en Pieter van Oostende, e tienden die zij ontvingen na de dood van hun vader, teruggeven in handen van de graaf Willem de Vriese van Oostende (V) stierf in lé-62 en werd begraven in de kerk van Hoedekenskerke. Zijn graf steen, nu nog aanwezig, luidt: "Hier is begravé Willem de Vriese va Oostende sterf int Jaer ons Hfn MCCCC ende Qen dach Merte. God heb zielle." Op de steen

Tijdschriftenbank Zeeland

Varia Zeelandiae | 1971 | | pagina 6