- 18 -
ontfanghen in den achtermiddach om haere broeder Corn:
Boonman sülcx aen te dienen ende dat hij tot dyen eynde
bij sijne siecke Suster thaerder Ernstigen versoecke
soude verschijnendwelck alsdoen oock is geschiet, waer-
op de voors(egde) Adriana Boonman naerderhant is commen
te overlijden ende alle tselve metter doot geconfirmeert
heeft, l/oorders verklaerde den meergemelden Heindrick
Boonman dat naerderhandt als Pieter Doensse sijne kinde
ren onder voochdije heeft laeten brengen, Corn: Oacobss;:
Boonman de selve voochdije om eenighe redenen hem mo
verende, aen hem Heindrick heeft overgedragen, de uelcke
hij comparant verklaert niet anders te hebben aenveert.
dan op conditie dat de kinderen van Adriaentgen Boonman
Za(liger) met haeren vader alle de voors(egde) goederen
halff deelen souden tot tvelcken eijnde den voors(egden)
Corn: Boonman alsdoen een brieffken aen Baillieu ende
Schepenen van der Nisse door hem comparant heeft over
gegeven, welck brieffken was inhoudende dat de voors:
(egde) kinderen moesten proeffitere'n dhelft van alle
goederen ten gemeenen sterfhuijse bevonden werdende
Het verhaal in zijn geheel overziende met betrekking
tot de 'staak' Corn. Dac. Boonman, mogen we konkluderen,
dat hij zich aan het voogdijschap heeft onttrokken en bij
het tweede huwelijk van Pieter Doensse zijn taak te ruim
heeft opgevat. Het voordeligst voor de kinderen zou na
tuurlijk wel zijn, dat Pieter Doensse niet meer hertrouwde.
(Haar een dergelijke bemoeienis valt niet meer onder de be
voegdheden van eon voogd. Met dwang en molestatie heeft
hij Pieter op zijn toch al niet zo rooskleurig levenspad
achtervolgd. Problematisch blijft wel, hoe hij erin kon
slagen, zelf voor Pieter en Leenken de huwelijksvoorwaar
den op te stellen, Of zou hier alleen sprake zijn van
kwalijke beïnvloeding? Een persoon die graag mooi schrijft
en lelijk handelt, mag tot de "mooie Heren" worden gere
kend. Dergelijk gekuip heeft de ronde Zeeuwen wel nooit
gelegen en het is goed voorstelbaar, dat de hele affaire
lange tijd dorpsgesprek is geweest. In het café van Pie
ters broer, Leendert Doensse, "herbergier binnen der
Nisse" heeft men wel met plezier gehoord over die
'mooie staak' en ook Leenken Dignis zal wel eens haar
hartje gelucht hebben over Pieters oudste zwager.
Men kan tegenwerpen, dat 'de mooie staak' zelf nooit
in de Ronde Polder heeft gewoond.
Hiertegen zij opgemerkt, dat een bepaalde gebeurtenis of
situatie vaker tot een naamsaanduiding heeft geleid.
De "PAPENMUTS" onder Ellewoutsdijk zou zijn naam te danken
hebben aan de bonnet, die een priester in de schuikerken-
periode wegens grote haast aldaar had laten liggen. Deze
priester heeft daar niet gewoond, anders had hij zijn muts
zo weer gevonden.
Alle noten verwijzen naar de nummers in het Rijksarchief
te Middelburg bij 'Lasonder':
1 2792, folio 37; 2) 2792, f. 113 en 119; 3) 2087, f.
142 en 2809, f. 94; 4) 2087, f. 142; 5) 2081 f. 29;
6) 2799, f. 12; 7) 2081, f. 135 en 136; 8) 2081, f. 138
en 139; 9) 2081 f29.
BERKEL - ENSCHOT 3. BOONMAN
UIT DE MIDDELEEUWSE GESCHIEDENIS V/AN HOEDEKENSKERKE
Een jaar geleden las ik in de Grote Winkler Prins
tot mijn verbazing, dat Hoedekenskerke (mijn geboorte
plaats) de eer zou hebben, de oudstbekende carnavals
vereniging te hebben gehad met beschreven regels.
(W.P. 19717 deel 4 blz. 70)
Een en ander was voor mij aanleiding, dit eens nader te
beschouwen, zonder uitgebreid in te gaan op het verschijn
sel van de "Blauwe Schuit",
Na opvragen van het gedicht van Oacob van Uostvoorne
bleek één en ander niet geheel aan bovenstaande ver
wachtingen te voldoen, aangezien een Brabants gezelschap
van de Blauwe Schuit met de eer gaat strijken.
Toch is ditgedicht interessantomdat het gemaakt is
tijdens een tournooi dat die van Hoedekenskerke hielden
tegen die van Brabant op 7 maart 1413 in de Oostpolder
te Krabbendijke