50
8 Veel Appelen en Peeren/
En andere vrugten mee/
Schenkt ons den Heer der Heeren:
Tot ciersel van Flacquee.
Men kan niet al bedenken
De overvloedigheyd/
Die God ons hier gaat schenken/
Voor zijn 'mildadigheyd
9 Maar t is zeer wel te merken/
Wanneer wy gaan bezien:
Dat jaarlijks komen werken/
Hier zoo veel vreemde Lien;
Die al uyt verre Landen
Komen/ dan op dit pas
In schuyre/ door haar handen/
Te helpen ons gewas..
10 Ook gaat dit Land vertoone/
Seer heerlijk en playsant/
Veel groote Dorpen schoone/
Verspreyt door 1t gantsche Land:
Waar in ookal de Boeren/
Haar kooren tot gewin/
Met wagens konnen voeren/
Te Scheepe na haer zin.
11 Maar boven al zoo loven/
Uiy Middelharrenis
Het welke gaat te boven/
Alle Dorpens gewis;
Om dat het is zeer schoone/
Getimmert en geplant/
Middelharrenis spant de kroone/
Van !t heel Flaequesche Land.
12 Al gaat 't geen wal omringen/
Al heeft H geen Poorten groot/
Nogtans zoo gaat het bringen:
Den Misdader ter doot:
God gaat ook hier verleenen/
Veel welvaart uyt de Zee:
- 51 -
Waar door het ongemeene/
Verciert geheel Flacquee.
13 Voor al dient niet vergeten
De schoone Visschery/
Waar door alzoo wij weten/
De gantsche Borgery/
Veel welvaart heeft verkregen
Als zy haar versche Vis/
Brengen door "Godes zegen
Al in Middelharnis.
14 Dat God de Visvaart zegent/
Van Middelharnis/
En staag met heyl besegent/
Dat 's seker en gewis
En 't heeft voor al gaan blyken/
In desen Oorelog:
Met die twee Koninkryken/
Doen zag men 't voor zijn oog;
15 Als ?er wierden genomen
Visschers van andere kant/
Heeft God de Vissch doen komen/
Hier digte voor ons'Land
3a H scheen dat God gepresen/
Tot onze Visschers sprak/
Nu kond gy zonder vresen/
Haar vangen met gemak.
16 Sy vreesd' ook niet genomen
Te werden-in dangier/ (Er staat: "dang'er")
Maar gingen zonder schroomen/
Varen met een playzier;
Door dese wonderwerken/
konnen wy voor gewis/
Des Heeren gunste mercken/
Tot Middelharrenis.
17 Soud' ik het al verhalen/
De volheyd van ons Land:
Ik zoude schier verdwalen/
In dese reden/ want