- 52 - Wy vinden t' aller wegen De goedheyd van den Heer/ Die wil ons zynen zegen Uerleenen rneer en meer. 18 God geeft hier aan de menschen: door zijn genaden soet/ Al wat wy konnen wenschen/ In alle overvloet: Een dink gebreekt ons even/ In 's ware dankbaarheyd die wy niet veel en geven/ Aan Godes Majesteyt. Leert Sterve. NAAMSAFLEIDING BEVELAND In de loop van de tijd hebben verschillende mensen ge tracht, een aannemelijke verklaring te vinden voor de naam Beveland; tot voor kort naar mijn mening zonder hierin ge slaagd te zijn. Lange tijd heeft de stelling, dat de naam afgeleid zou zijn van "Bavoland", opgeld gedaan. Het uitgangs punt hierbij is de belangrijke rol die de monniken van de St. Baafsabdij te Gent hebben gespeeld bij de inpolderingen in Zeeland. In het Aardrijkskundig Woordenboek van A.3. van der Aa, tweede deel, 1840, lezen we hierover: BEVELAND, aloude benaming van dat gedeelte van Zeeland, hetwelk door de Ooster-Schelde (of Scheldé) van Tholen, Duiveland en Schouwen was afgescheiden, en door de Honte, de Zuake en de Schenge van de Vier-AmbachtenBorsselêh en Ualcharen. Van waar het den naam ontleende is onzeker. Hij wordt onderscheidenlijk afgeleid. Het naaste schijnen zij aan de waarheid te zijn, welke dien opvatten als Bavo's- land; want zeker is het, dat de abdij van St. Baaf te Gent, hier uit de nalatenschap van den H. Bavo aanzienlijke bezit tingen had, blijkens de brieven der Keizers Otto II, van 976, en Hendrik, van 1003." - 53 - Naderhand is deze stelling in het algemeen wel verwor pen. Van deze opvatting bleek dan ook slechts het uitgangs punt, de schorren, de toets van de kritiek der bodemkundi- gen te kunnen doorstaan. M« Gysseling hervat in het Topografisch Woordenboek de eerder geuite interpretatie, dat het "bevend land" zou be tekenen, dus land dat trilt onder de voeten. Hij brengt deze mening echter niet naar voren, zonder er zelf direct een vraagteken bij te plaatsen. Dan is het Tack, die in Nam. Geogr. Neerl., 9 (1934) met een nog onwaarschijnlijker verklaring komt, door te ver onderstellen, dat Beveland afgeleid is van een persoon Beve, die de eigenaar var een "villa" geweest zou kunnen zijn. Ik ben van mening, dat aan Mevrouw E. Cramer - Peeters de eer toekomt, met een verklaring te zijn gekomen (Weten schappelijke Tijdingen no. 4, 1977), die we op z'n minst als de meest aannemelijke dienen te beschouwen. Zij stelt name lijk, dat "Beveland" door wegval van de latter j? ontstaan kan zijn uit een vroeger Beverland en haalt verschillende voorbeelden aan van de schrijfwijze Boverlant en Beverlandt uit de zestiende eeuw. Vcor de betekenis van "bever" stelt zij, dat dit substan tief in de Middeleeuwer, naast die var. knaagdier, ook neg de betekenis van 'meersch', zijnde beemd, land door water omspoeld, had. De laatste tijd ben ik er, wellicht sterker nog dan Mevrouw Cramer - Peeters, van overtuigd geraakt, dat Beveland door het wegvallen ven de letter ontstaan is uit Beverland. Bij het lezen van een vrij groot, aantel op Zuid-Beveiand betrekking hebbende handgeschreven stukken, is het me op gevallen, dat in de 15de eeuw nagenoeg altijd nog Beve riant werd geschreven, in de loop van de 16de eeuw is het nu eens Be variant, dan weer. Bevelant, terwijl na 1600 de let ter r_ vrijwel geheel verdwenen is. Ik kan me niet voorstel len, dat hier uitsluitend toevalligheden in het spei zijn. Dan ben ik verder zeker van mening, dat de betekenis van "bever" in de vorm van: "land, dooi water omspoeld", veel objectiever is dan het m.i. "gezochte"' verband met het- knaagdier bever.

Tijdschriftenbank Zeeland

Varia Zeelandiae | 1978 | | pagina 5