- 56 -
telt op ingewikkelde wijze, dat dit stempel tevens het
keurmerk kan zijn, omdat een derde stempel ontbreekt.
Dan wijst Michielsen erop, dat de stukken door 3 verschil
lende tinnegieters vervaardigd zijn: 2 borden door P V;
1 bord heeft 2 X C P en de 2 kannen elk lii 1/ S.
2
Eén van de gevonden kannen
BESCHRIJVING door de heer Michielsen:
Zowel de borden als de kannen hebben door hun eeuwen
lange afsluiting (van de buitenlucht) in het slik een
zware donkere patina verkregen en zijn op enkele vlekken
na vrij gaaf gebleven van vorm en gevrijwaard van tinpest.
(Ondanks de duidelijke uitleg door Üubbe in diens "Tin-
boek" blijft men geloof hechten aan het sprookje van de
'besmetting' van tinpest. Opm.: De B.)
Dit is heel waarschijnlijk te wijten ("danken" is beter, De
B.) aan de uitzonderlijke kwaliteit van de legering, het
zgn. zilvertin, waaruit zij vervaardigd zijn.
Verder kan men vaststellen, dat zij gebruikt werden: de
borden vertonen ontelbare korte, rechte (snijd)krassen
door elkaar, vrijwel geconcentreerd in het middelste ge
deelte van het bord.
De twee kannen of bekers (bierpullen) zijn van een vrij
zeldzaam De B.) voorkomend type; zij bezitten de vorm
van een tonnetje, omlijnd door 4 ringen en tevens voorzien
,van een beugel, welke een sierlijke lijn beschrijft van de
halsopening naar de voet. De beugel is aan de bovenzijde
verzwaard en draagt een vierlobbige scharnier waarop een
staafvormige duimrust is aangebracht, welke op zijn beurt
het deksel verbindt.
In tegenstelling met de meeste tinnen kannen uit die
tijd, welke uit twee verticale- nelften gegoten zijn, heeft
men hier twee horizontale helften gegoten, waarna ze op
elkaar gesoldeerd werden; de daarbij ontstane naad is nog
duidelijk aanwezig aan de binnenzijde en wel op de breedste
ronding van de buik. (Zie Dubbe, p. 88: deze wijze van ver
vaardigen wijst op datering na c. 1550. De B.)
Bovendien vertoont de binnenzijde boven en onder de naad
tal van draaikringen, die gevormd zijn door de beitel van
de draaibank, die de oneffenheden na het aanzetten van de
stukken heeft weggenomen. Het oor op zijn beurt is tegen
de romp aangegoten, bij middel van tevoren op zijn hecntings
plaats ingeboorde gaatjes in de romp, welke vol met tin
zijn gelopen bij het aangieten.
Ook dit is nog duidelijk te merken aan de twee rivetachtige
vormen aan de boven- en onderbinnenzijde der kannen.
Tot hier UiHichielsen.
Het moet mij van het hart, dat de schrijver kennelijk niet
op de hoogte is met "Tin en Tinnegieters in Nederland"
door B. Dubbe, 1965. Het boek zal niet meer te koop zijn,
doch een sterk uitgebreide herziene uitgave schijnt in voor
bereiding door 0.0. van Nijendaal. Van Nijendaal was de man
op de achtergrond die nu de 2de editie zal verzorgen, daar
de heer Dubbe overleden is. Voor wie iets zinnigs over tin
wil zeggen, is raadplegen van dit standaardwerk voorwaarde
Ten slotte staat niet opgegeven, waar deze voor Reimers
waei zo belangrijke curiosa, te bezichtigen en te bestude
ren zijn. De publicatie was van de Heemkundige Kring De urne
1978, in het blad "Turninum,0g« 5 no. 19 - 20 1V-C-2.
En we danken een copie hiervan aan E. PEETER5, Leeuwl.ant-
straafc 93, B-21ÜG DEURNFBelgië.
KWADENDAmE
A. DE B00