J. Ab Utrecht Dn ess ei huis.
134
135
toch eenvoudigheid bij verhevenheid, zal.het huissclijk
leveu door het kerkelijke geheiligd worden,en dc ziel,
zonder te zeer uit den gewonen kring te ti cden gelegen
heid vinden, om zich te ontlasten voor Hem, wiens gunst
men gevoelde boven alles noodig te hebben. Men vindt
hier dan ook gcene .kruispnnden en gewelven, noch
donkere gaanderijen met krijplen en kapellen, maar
een eenvoudig voorhof met cene geboogdo houten zol
dering, als ware zij de groole familiezaalin welke het
huisgezin zich rondom den algemeenen Vader verzamelde
Aan haar oostelijk eindetegen over den ingangziet men
nog het half in de schaduw verborgen koor, hetwelk,
als bestemd voorde verhevenste verrigtingen ecne meer
dere verheffing lnden door eenen hoogen schcidings-
boog van het overige was afgezonderddoch zóódat d°en
binnentredenden het heilig altaar., van waar hem de
zon des eeuwigen levens moest opgaan,ook onmiddclijk
in het oog moest vallen. Ivergcns ontwaart men eenden
bijzondcrcn praal; maar het geheel is gegrond opzuiver
meetkundige figuren; alles is rcglhoek driehoek veel
hoek en boog, welke afzonderlijk en met elkander ecne
bctcckenis hebbenen welke gezamenlijk zich in eene
schoone en algcmeenc overeenstemming moeten hebben
opgelost.
Beschouwt maar eens den toren, dien wij nog in alle
zijne deelcn kunnen bezigiigen, welks vorm van dien
der raeesto Zceuwsclio kerktorens geheel afwijkten dio
daar noglans zoo bevallig staat en zoo duidelijk tot het
gevoel spreekt. Als ecu stevige vierkante zuil rijst hij
van tusschcn de kerkwanden statig opwaarts, tol dat
hij de hoogte bereikt heeft van het spitse kerkdak doch
daar verandert nu, met zachtch overgang, dio vorm in
een'achthoek, welke zich boven den trans op ecne, voor
het oog aangenamo, wijze weder in het naaldvorme dak
oplost, en den daar langs ten hemelslijgendcn geest in
het kruis op nieuw een rustpunt schenkt. Is hier niet
alles harmonie? of hangt met dit geheel de vorm van
alle deelcn niet naauwkeurig te zamen? Overal is do-
zelfde trapsgewijze verkleining, dat zelfde streven naar
verheffing zigtbaar. De torenpoort of ingang heeft een
tongewelf, een boog, die boven alle vormen liet hechte
en duurzame uitdrukt. Hetlichtvensteronmiddelijk boven
denzülvcaheeft noglans zeer gepast reeds eene andero
gedaante en wordt opgesloten door een* puiitboogbij
welken de welving met den hoek vcreenigd draagt, en
waardoor het ongedwongen streven naar het oneindige
tegen allen aardschcn last wordt uitgedrukt; terwijl dc
iegelmatige en veelvuldige doorboringen van den acht
hoek of het midden des torens door welke het klok
geluid naar alle zijden uitging en uit alle wereldstreken
do geloovigcn tot het gebed liep, weder het zinnebeeld
zijn van liet vrije streven der gedachtenwelke zich naar
boven rigton, zoo datals het Ware, het geheel ons toeroept .-
Hoog omhoog het hart naar boven
Hier beneden is bet niet
136
ft'og meer: wanueor wij het geheel van dezen bouwval
gadeslaan, dan zien wijdat hij tot een gowigtig over-
gangstijdperk behoort. De ganscho vorm wijst ons op
nog vroegere godsdienstige voorstellingen terugdan die
welke in hetzelve aangekweekt werden. Het staande go-
blevene koor herinnert zoo wel aan de hearg dor Gor-
maansche stammen in welke -het altaar en de Goden
beelden stondenals aan het allerheiligste in Israels
tempelwaarin de ark des verbonds door Cherubim
overschaduwd werd. Het ingestorte schip der kerk ver
toont wederom den openen voorhof voor beider Pries-
teren binnen welken de offers geslacht en door de
vlammen verteerd werden. Het volk werd op meerderen
afstand en van de Godheid verwijderd gehouden. Toen
dit heiligdom in vollen luister praaldewas het reeds
geheel anders. Men gevoelde het, de Heer des hemels
cn der aarde kon binnen geene tempelwanden besloten
worden. En hoe kon dit ook anders nadat men den
Oncindigen had leeren kennen door Hem, die uit den
hemel was afgedaald, om op aardo zijn beeld te ver-
toonen, en door woord en voorbeeld den mensch tot
zijne eeuwige bestemming op te leiden? Met zijnen dood
was het voorhangsel gescheurd en had het allerheiligste
opgehouden to bestaan, als afgezonderd verblijf des
Ongczienen. De Priesterschap had die plaats in bezit
genomen, het volk den toegang tot den voorhof, en den
vrijen blik in het heiligdom vergunddoch steeds be-
137
stond cr nog een schoidingsboog, dien de menigte niet
mogt doorgaan, en zij werd dus bij voortduring in eene
verwijdering dor Godheid gehoudenonbestaanbaar met
s menschcn redelijke behoeften.
Met het einde der 16.* eeuw nu had dit heiligdom
aan deszclfs bestemming voldaan onderging hel lot van
alle menschcnwcrk en, bezweek het voor de magl des
l'jds. Bij don bouwval, zoo als hij zich hier vei loont,
schijnen dns de boomen en heestersbinnen en,ondom
dcnzelven.de graven van daluur-en Beeldendienst vrien
delijk te overschaduwen en het geheel ons' te keiïncn
to geven dat, van dien tijd af aan eene andere huis
onding begonnen isbij welke Priester en Tolk niet
meer van elkander afgescheiden zijn maar de eerste tot
het laatste behoort,en het gansche Tolk als cene Pries-
terschap des Allerhoogslenmet reine harten Hem in
geest en waarheid behoort te aanbidden.
De gansche bouwval ,*s tenjare 1806 weggeruimd.