24 werden gecondemneertbinnen drij dagen naer gedane in sinuatie, dat voornoemde ambacht te ruijmen op de ver beurte ende pene van 't gene bij de Ceuren van de lande van Zeelandt daertoe staet. Wijders, dat den ged. sal werden gecondemneert vol gens placcaet ende ordonnantie van de Heeren staten van Zeelandt op 't stuck van de jacht ende daer opgevolghde ampliatie tegens de excessen gepleegt, in 't dubbel van de boete daertoe staende tot 100 Carolii guldens. Alles te appliceren naer inhoude van gemelte placcaet ter oorsaeke, dat den gedaghden heeft bestaen door snoode practique van staende gaerens 't wilt te vernie len ende op te vangen. Ende voorts gecondemneert in de oosten van desen processe. Den gedaegde versoeck coopie ende dagh. Dato den 11 september 1699. Uit de hand gelopen patrijzenjacht te Heinkenszand op 24 aug. 1699 Onder het genealogisch onderzoek kan men wel eens op zaken stuiten, die buiten het bestek van het eigen onderzoek vallen, maar te interessant zijn, om ongelezen te laten. Ik trof iets dergelijks onder de gerechtsstuk— ken van Heinkenszand (Lasonder, nr 2786, folio 31r., 31 v. en 32r.). Het betreft een vergrijp tegen wild, i.e. patrijzen, dat op de gerechtsdag van 11 september, daar op volgend, zijn beslag kreeg. De gehele toedracht leest U in de letterlijke transcriptie van het rechterlijk ver slag. Graag wil ik bij dit kostelijk pareltje van eind 17de eeüUJS landleven enkele kanttekeningen maken. De laatste tijd is het niet meer zo in, het leven van een notabele uit te pluizen. Men geeft zich liever moei te, iets uit het leven van de underdog, het schlemiel, boven water te krijgen. Zo'n figuur als Marinus Reinnoudt heeft nu meteen onze sympathie. Tijdens zijn worsteling met de ambachtsheer Cornelis de Perponcher, ligt hij even boven, maar je voelt, dat deze man strakjes weer de on derliggende partij zal zijn, die hij altijd al was. - Door de ambachtsheer wordt vóór en tijdens het hand gemeen niets gezegd, tenminste, als men afgaat op het 25 verslag. Het stuk ruikt'gewoonweg naar klassejustitiei Hij zal er wel op hebben toegezien, dat van zijn kant geen onvertogen woord in het verslag kwam. Hij heeft al leen maar nader "toetredende" geobserveerd en heeft zeer tegen zijn gewoonte in ook eventjes de rol van slachtoffer moeten ondergaan. Het relaas over de pijnlijke ontmoeting der twee oppo nenten is ook nu nog goed leesbaar. Dat "naer" in de be tekenis van "na" voorkomt, is ieder duidelijk. Een ver keerde woordvolgorde als "gaf hij te kennen"i.p.v. "te kennen gaf" weegt niet zo zwaar, want er staat tegenover dat het stuk een zeer levendig geheel vol aktie is. De aktie en de gesproken woorden komen van de man die stil letjes neerzit op de hoek van een stuk land in de \lar- kenshoek, een en al aandacht voor de vette patrijzen, die hij in zijn netten ("staende garens") probeert te krijgen. Plotseling komt dan een voornaam persoon langs, de am bachtsheer zelf. Wat een pechl We horen hem vloeken. Maar wat nu te doen? De ambachtsheer is doorgelopen zonder iets te zeggen. Maar hij moet hem hebben zien zit ten, hij, de heer van de jacht en man van het goede leven Zijn jachthond en weitas hebben hem verraden; ook zijn 1 netten zullen weldra ontdekt worden. Radeloos van angst loopt hij de ambachtsheer achterna, want die heeft maar van zijn patrijzennetten af te blijven. Ze staan toch ook niet op diens land, wel vlak ernaast.... Hij roept de heer toe, weg te blijven van zijn netten. De heer reageert er niet op en "toetredende", vindt hij in de netten een massa ("een kudde") patrijzen. Reinnoudt er op af. Hij stopt nog gretig één, twee patrijzen in zijn tas en bij het oppakken van de derde patrijs stoot hij de ambachtsheer tegen de stoppels. Hij stond ook wel erg in de weg. Nu de grote baas met al zijn gewicht en gewichtigheid zo neerligt, wordt het wel erg verleidelijk, zich op hem te storten en hem eventjes ("een wijl") eronder te houden. Dat gebeurt dan ook. Reinnoudt dreigt en lastert, maar ik denk eerder, dat onze man zijn domme pech tegen die heer heeft moeten uitschreeuwen. Al gauw kan hij gelukkig zijn handen weer thuis houden; het begint tot hem door te dringen, waar hij in Godsnaam nu mee bezig is; wat hij hier bij wijze van spreken dan aan zijn fiets heeft

Tijdschriftenbank Zeeland

Varia Zeelandiae | 1983 | | pagina 14