opgevuld met veelal rechthoekige patronen van strakke straten met een min of
meer monotone woonbebouwing. Gemeenschappelijk stedelijk groen scheidde
de blokken of wijken. Er was overwegend sprake van eensgezinswoningen in
strokenbouwmeergezinshuizen kenden voor het eerst massaal toepassing in de
vorm van gestapelde woningen, galerijflats en hoogbouw.
De steeds groeiende industrie werd verwezen naar apart daarvoor bestemde
terreinen buiten de woonkern.
Het sterk toegenomen verkeer werd gestructureerd, waarbij een wegenhiërarchie
werd opgesteld. Het doorgaande wegverkeer werd zo mogelijk buiten de
woongebieden gehouden. Op Walcheren is de Leliëndaalseweg als verbinding
tussen Middelburg en Sint Laurens daar een voorbeeld van.
Het gemeenschappelijk stedelijk groen kende eenvoud van vorm en van soorten
in de ruimtebepalende beplanting. Plaatselijk werden geometrische patronen in
verharding en bloemvakken toegepast.
Recreatie was inmiddels een algemeen maatschappelijk begrip geworden. Het
werd verwezen naar het nieuwe verschijnsel „gemeenschappelijk stedelijk groen".
Aan de rand van de stad realiseerde men sportvelden, speelweiden en bij Mid
delburg zelfs een ijsbaan.
Door dit alles kwam er sprake van een disharmonie tussen stad en dorp enerzijds
en het landelijk gebied anderzijds. In die tijd lag het accent vooral op werken en
verkeer. In de strijd om de ruimte werden de andere functies zoals landbouw,
recreatie en natuur ondergeschikt gemaakt. Die spanning tussen de verschillende
functies werd zichtbaar in het veranderende landschapsbeleid.
Situatie 1970
In de tweede helft van de zestiger jaren begonnen de inzichten te veranderen. Men
werd zich langzamerhand bewust van de vervreemding en de disharmonie die het
gevolg waren van de eenzijdige, monotone, grootschalige aanpak. Inmiddels was
het natuurlijke en landelijke milieu sterk achteruitgegaan ten koste van stads
uitbreidingen, industriegebieden en verkeerswegen.
Ondermeer uit de kringen van natuur- en landschapsbehoud kwam verweer tegen
de voortschrijdende afbreuk van natuur- en landschapswaarden. Tegelijkertijd
drong het besef meer en meer door, dat het milieu niet ongestraft eindeloos belast
kon worden. De belangstelling voor de natuur nam toe en er waren groepen die
een pleidooi hielden voor kleinschaliger bestaansvormen. Een kleine - „groene"
milieuvriendelijke - revolutie stond te gebeuren. Mensen wilden op straat weer
veilig kunnen „verkeren". Sommigen pakten het zelf aan, braken verhardingen
op, plantten bomen en struiken, zetten de straten vol met bloembakken, lieten
klimplanten tegen hun gevels groeien, kortom probeerden hun eigen woon
omgeving afwisselender in te richten. Die bewoners werden daarmee initiatief
nemers. „Inspraak" werd een niet meer weg te denken begrip in de samenleving.
Vanuit die beweging werden overheid en plannenmakers geïnspireerd. De
stedenbouw werd zorgvuldiger en meer gedifferentiëerd aangepakt. Er kwam een
100