Situatie 1980
Men borduurde verder op begrippen als woonerf, winkelpromenade, fietsroute
door de stad, maar sinds de energiecrisis en de daaropvolgende economische
teruggang was er sprake van versobering. De achteruitgang van de kwaliteit van
het leefmilieu baarde nog altijd zorgen. Daardoor kwam er een verschuiving van
het „groene" milieu (natuur en landschap) naar het „grijze" milieu (milieu
hygiëne). In de stedebouwkundige ontwikkeling werd dit grijze milieuaspect
belangrijk. Zo werden de woningen gebouwd op verantwoorde afstand van
bestaande hoofdwegen en hinderlijke bedrijven. Geluidswallen met beplanting en
geluidswerende muren werden aangelegd. De woningbouw ging zich meer en
meer toeleggen op energiezuinige woningen. De industriële bedrijvigheid liep iets
terug. In Zeeland werd het belangrijkste financiëel-economische product ge
vormd door recreatie en toerisme. Zowel dagrecreanten als verblijfsrecreanten
maakten steeds meer gebruik van het landelijk gebied. Er kwamen meer
omleidingswegen.
Wonen, werken, verkeer, landbouw, natuur en recreatie bleven gescheiden - een
scheiding van functies waarbij het grijze milieuaspect als een extra functie kan
worden toegevoegd.
Men zette zich meer in voor een geleidelijke overgang van het stedelijke naar het
landelijke gebied, waarbij de beplanting voorwaarde werd voor een beter
leefmilieu. Daarmee wilde men iets teruggeven van wat door de ontwikkelingen
aan het landschap was onttrokken. De beplanting immers kon nu ook afscher
ming bieden tegen luchtvervuiling, geluidshinder e.d.
102
Scherpe landschapsgrens door verschil in agrarisch hodemgehruik