een ver doorgevoerde indeling van de functies omdat veel functies niet samen
kunnen valleneen boom en een biet kunnen niet op dezelfde plek groeien, maar
de combinatie van grutto's en graslandbedrijven is niet uitgesloten. Anderzijds
wordt per functie aangegeven hoe de inrichting eruit gaat zien, hoeveel wegen en
sloten er komen, waar bomen en paden komen.
Of het plan past in het landelijke beleid wordt nagegaan door de Centrale
Landinrichtings Commissie als adviesorgaan voor de Minister van Landbouw en
Visserijhij beslist of de rijksoverheid mankracht en subsidie voor eerst het
opstellen van plannen en later voor het uitvoeren van het gekozen plan
beschikbaar wil stellen. Het provinciaal bestuur houdt een plan vooral tegen het
licht van het streekplan. De lagere overheden krijgen dikwijls de eigendom en het
beheer van nieuwe of vernieuwde voorzieningen. Ze leveren ook een financiële
bijdrage daarin; vandaar dat de lagere overheden nauw betrokken zijn bij de
planvorming. Het plan wordt opgesteld door de Landinrichtings Commissie, die
benoemd is door Gedeputeerde Staten en wordt ondersteund door vele, vaak
ambtelijke, deskundigen.
In beide commissies zijn de maatschappelijke belangengroepen die nauw
betrokken zijn bij de landinrichting, vertegenwoordigd. Ook de politieke
besluitvorming bij de rijks- en provinciale overheid en bij de lagere overheden
geeft een inbreng in de plannen.
Uiteindelijk moet, na afweging van allerlei mogelijke alternatieven, een plan
ontstaan dat recht doet aan de economische en sociale wensen uit een gebied en
aan de natuurwaarden en dat dan binnen een landschappelijk evenwichtig of
aantrekkelijk geheel.
Afhankelijk van de aard van het project wordt het plan al dan niet in finale
stemming gebracht bij de grondeigenaren en gebruikers. Bevat een plan grote
oppervlakten en onderdelen die ver buiten het directe belang van boven
genoemde groepen liggen dan vindt de finale besluitvorming in Provinciale Staten
plaats.
De planvoorbereiding duurt tussen de vijf en tien jaar, de uitvoering kost een
jaar of tien a vijftien, waarna nog enkele jaren nodig zijn voor de financiële
afwikkeling.
Het tot stand komen van een Landinrichtingsplan
Aan het vervaardigen van het landinrichtingsplan wordt meegewerkt vanuit vier
invalshoekende landbouw, de openluchtrecreatie, de natuur en het landschap.
Daarnaast is er een inbreng voor de infrastructuur en een afweging van de kosten
en de voor- en nadelen van het plan.
Door de ruimtelijke ordening - vooral het streekplan - worden randvoorwaarden
voor het plan aangegeven en wordt een gewenste ontwikkeling geduid.
De start van het opstellen van het plan ligt bij het inventariseren. Allereerst gaat
het erom hoe de huidige situatie eruit ziet. Dit betreft abiotische gegevens als
124