Veel later, in de zeventiende eeuw, zette een soortgelijke uitbreiding aan de
zuidoostzijde van Walcheren in. Hier was het een handvol grond die temidden van
water steeds vaker droogviel en telkens hoger opslibde. De zogenaamde opwas
een gorsinge als een eiland rondsom aan zee gelegen) werd op den duur bedijkt. Dat
gebeurde in 1631 en daarmee was de Sintjooslandpolder, later Oud Sintjoosland
genaamd, geboren. Nog steeds is deze polder als een soort eiland herkenbaar. Er
tegenaan ontstond aan de noordwestzijde het gebied van Nieuwland dat in 1644
als de Middelburgse Polder werd bedijkt. De latere polders met als eerste de
Nieuw Sintjooslandpolder uit 1671 liggen tegen en rondom dit polderduo gevleid
als een soort schillen of groeiringen. Een duidelijke demonstratie van hun
ontstaan als aanwassen.
Nog duidelijker dan hun voorgangers in het noorden van het eiland werden de
nieuwe en grotere polders in het zuidoosten door de „beschaving" aangeraakt, en
dat betekende dat ze nog rationeler werden ingericht. Juist in die tijd placht men
daarbij terug te grijpen op principes uit een vroegere fase van de beschaving, de
renaissance. Als perceelsvorm overheerste het blok. Omdat de polders wat groter
waren beperkte het wegennet zich nu niet meer tot de dijken maar kwamen er ook
wegen in de polder. De boerderijen werden ook meer verspreid gesitueerd, maar
de dorpen (Oudedorp en Nieuwland) die trouwens alleen in de eerste twee polders
verrezen, kwamen aan de rand te liggen. Hun vormgeving was overigens ook
duidelijk het resultaat van planninghet werden dorpen van het zogenaamde
voorstraattype dat we ook elders in vergelijkbare gebieden aantreffen.
Het enige onregelmatige in deze verder zo „beschaafde" polders had te maken
met hun natuurlijke ontstaan. Bij de bedijking werden hier en daar nog niet geheel
verlande kreekjes in de polder opgenomen. Die zijn vandaag soms nog herkenbaar
aan iets lagere en onregelmatig begrensde percelen of aan een enkele kronkelende
sloot temidden van de regelmatig ingedeelde omgeving.
Latere ontwikkelingen
Een landschap, en zeker een oud landschap, ontstaat niet in één keer, op één
bepaald moment. Het is ook niet van de ene op de andere dag van natuurland
schap omgevormd in cultuurlandschap. Omdat het landschap de eeuwen door de
woon-, werk- en ontspanningsruimte heeft uitgemaakt van veel en telkens weer
andere mensen die ook steeds opnieuw andere eisen aan dat landschap stelden,
was het voortdurend aan wijziging onderhevig. En alleen door die veranderingen is
het geworden tot wat het vandaag is.
Nu gaat het voor ons doel allereerst om diè veranderingen die een tot op heden
herkenbaar stempel hebben gedrukt op het landschap. Daarbij is het goed te
beseffen dat sommige van de vroegere gebruiksvormen wèl en andere volstrekt
geen of nauwelijks sporen hebben nagelaten. Zo zijn bij voorbeeld, ondanks de
naoorlogse egalisatie, op een aantal plaatsen in het poelgebied nog steeds de
sporen van de middeleeuwse moernerings-activiteiten aan te wijzen. Kijk maar
eens rond in de omgeving van de Oude Veerseweg tussen Veere en Middelburg, of
21