dergelijk beheer zal leiden tot een meer gevarieerde begroeiing, waarin soorten
van allerhande vegetatietypen (graslanden, ruigten en struweel) een plaats kunnen
vinden. Een begrazingsbeheer is niet alleen aantrekkelijk voor grote aaneen
gesloten duingebieden als die van Oranjezon en Valkenisse, ook grote gedeelten
van de binnenzijde van de enkelvoudige duinrichels tussen Vlissingen en
Westkapelle en Westkapelle en Domburg kunnen prima worden begraasd. Een
dergelijk beheer zou met name voor de schrale graslanden erg aantrekkelijk zijn.
Juist dit milieutype is in de loop der jaren in de binnenduinrand sterk aangetast.
In de landschappelijk open binnenduinrandzones, zoals tussen Westkapelle en
Domburg en ten oosten van Oranjezon, dient het accent te liggen op de ont
wikkeling van graslandvegetaties en moerassen. In meer besloten gebieden, zoals
bij Valkenisse en aan de achterzijde van de Manteling, valt het bovenstaande prima
te combineren met de bebossing die daar uit een oogpunt van landschapsbouw
gedacht is.
Binnenduinrand
De binnenduinrand van de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden geniet in
botanische kring internationale faam om zijn vegetatie. Dit heeft, behalve met de
aanwezigheid van een aantal fraaie buitenplaatsen en bossen, vooral te maken met
de hier gelegen grasland vegetaties. Evenals in de buitenduinen doen zich op deze
zgn. vroongraslanden allerhande verschillen en overgangen in kalkrijkdom en bo
demvochtigheid voor. De vroongraslanden van Walcheren hebben, in tegen
stelling tot die van Schouwen overwegend een kalkrijke bodem. Enkele zeldzame
soorten, die hier (nog) voorkomen zijnOndergrondse Klaver, Vogelpootklaver,
Gestreepte Klaver, Ruwe Klaver en Kegelsilene. Al deze soorten behoren tot de
zeldzaamste van onze flora (vgl. Westhoff. 1965).
Helaas zijn op Walcheren nog maar enkele kleine restanten van het oor
spronkelijke vroongraslandareaal aanwezig. Vroeger is dit enkele honderden
hectaren groot geweest. De vroongronden kenden ook een karakteristiek gebruik
als gemeenschappelijke weidegrond. Voor de vronen van Westkapelle, thans
gereduceerd tot enkele hectaren maar vroeger vele tientallen malen groter, is dit
beschreven door Gabriëlse (1986). De redenen voor het verdwijnen zijn zeer
diversontzanding (o.a. Westkapelle), intensivering van het agrarisch gebruik,
vestiging van verblijfsrecreatie (Vrouwenpolder, Oranjezon, Oostkapelle, West
kapelle), bebossing (Vlissingen-Dishoek) e.d. De laatste restanten vinden we thans
nog in en rondom het voormalig Fort Den Haak, tussen Westkapelle en Domburg
en meer verspreid tussen Breezand en Oranjezon en rondom Zoutelande en
Dishoek.
Indien we de natuurontwikkelingsmogelijkheden van Walcheren in het per
spectief van de ruilverkaveling bekijken is het zonder meer duidelijk, dat deze
behalve in de graslandgebieden vooral gelegen zijn in de binnenduinrand. Voor
het realiseren van deze mogelijkheden moet men beginnen met het veiligstellen
38