deze putten vaak een karakteristieke zoutvegetatie, zoals men die ook aantreft
langs zoute sloten en greppels. Daarnaast zijn er de zoete of zwak brakke putten,
die gevoed worden met regenwater of kwelwater uit de duinen resp. de
kreekruggen. De begroeiing van deze putten is vaak veel beter ontwikkeld. Zij
bestaat dan uit diverse zoutmijdende water- en moerasplanten (o.a. Water
ranonkel, Ongedoornd hoornblad, Geplooid vlotgras).Ook deze zoetere putten
kunnen een heel bijzonder rijke fauna hebben (waterinsekten, Groene Kikker,
Kleine Watersalamander e.d.) en zij behoren dan ook zonder meer tot de meest
waardevolle landschapselementen van het polderland van Walcheren. Behalve op
de kreekruggen en in de binnenduinrand vindt men ze vooral op de kleiplaat-
gronden, waar sprake is van een dunne veenlaag en daarboven een zandige laag en
een kleipakket. In de poelgebieden is de zoute veenlaag dikker en ligt deze dichter
aan de oppervlakte, waardoor eerder verzilting van de put optreedt.
De getrokken lijn geeft de begrenzing van de kleiplaatgronden aan.
Figuur 3Het voorkomen van zoete of zwak brakke moerasvegetatie in het poldergebied van Walcheren
(naar Van Haperen 1977)
40