De drinkputten behoren tot de landschapselementen die door een ruilverkaveling
sterk bedreigd worden. Hun oorspronkelijke functie voor de watervoorziening
van het vee hebben zij immers vrijwel geheel verloren. Door hun sterk verspreide
ligging is het ook erg moeilijk om maatregelen te treffen die het behoud van de
putten garanderen. Daarom is het van groot belang dat in de toekomstige
natuurgebieden plassen en waterpartijen worden aangelegd om de kwetsbare
waterorganismen voor de toekomst op Walcheren te behouden. Daarnaast moet
geprobeerd worden om waar mogelijk ook in het agrarisch gebied goede
drinkputten te handhaven. De perspectieven voor het creëren van nieuwe water
en moerasmilieu's zijn het gunstigst in de binnenduinrand. Daar is immers op
diverse plaatsen nog sprake van kwel van water vanuit de duinen. Thans wordt dit
water via sloten en watergangen linea recta afgevoerd naar het polderwater. Het is
relatief eenvoudig om dit water langer vast te houden. Hiervoor kan gedacht
worden aan vijvers en plassen, zoals we die nu ook al op een aantal buitenplaatsen
kennen. Het is echter ook mogelijk om sloten in de binnenduinrand groter te
maken dan strikt nodig en hierin het water met stuwen zo lang mogelijk te
conserveren. Natuurlijk moet dan wel voorkomen worden dat water van slechte
kwaliteit uit de polder in deze sloten terechtkomt. Dergelijke mogelijkheden zijn
er in principe ook op en langs de kreekruggen (met name wateren met
overgangen van zout naar zoet zouden erg interessant zijn), maar het zal hier veel
meer kosten vergen om kontakt met water van slechtere kwaliteit te vermijden.
Graslandgebieden
Grote delen van Walcheren worden van oudsher als grasland gebruikt. Dit geldt
met name voor de poelgebieden en de lager gelegen gedeelten van de kleiplaat-
gronden. Hoewel deze situatie in grote lijnen ook thans nog aanwezig is, is de aard
van deze graslandgebieden, landschappelijk zowel als botanisch, sinds 1944
ingrijpend gewijzigd. Dit heeft vooral te maken met de sterke ontwatering en de
vergroting van de kavels ten tijde van de herverkaveling en het verdwijnen van de
oude heggen uit de graslanden.
In de graslanden van het oude Walcheren kwamen een groot aantal bijzondere
plantensoorten voor. Zo beschrijft wijlen dr. F. Mesu, voormalig directeur van de
Cultuurtechnische Dienst en afkomstig uit Nieuwland, hoe in het begin van deze
eeuw de graslanden tussen Nieuwland en Middelburg paars en geel gekleurd
waren van de orchideeën en ratelaars (Geuze, 1979). Deze soorten zijnthans uit de
graslanden van het Walcherse polderland totaal verdwenen.
Indien we aan de hand van oude aantekeningen (zie o.a. Sipkes, 1918, 1919 en
1920) en kaarten de toestand reconstrueren, lijkt het waarschijnlijk, dat we de
vegetatie van de oude poelgebieden het best kunnen vergelijken met de huidige
Yerseke Moer. Op de laagste delen kwamen veel drassige zoutvegetaties voor.
Meidoornhagen vond men hier slechts locaal en dan nog fragmentair (zie fig. 5). In
de oude poelgebieden waren veel meer dan thans kleine en grotere hoogte
verschillen aanwezig. Hiermede samenhangend waren er waarschijnlijk ook veel
41