Aanwezigheid van de Kleine zwaan op 't Platte van Walcheren in de winters '80- '81 en '81-'82 (naar Twisk, 1986) Het platte van Walcheren heeft ook grote betekenis als pleisterplaats voor ganzen. De druk is het grootst in de maanden januari en februari. In sommige winters lopen de aantallen op tot enkele duizenden vogels (19/20 januari 1985 5407 Kolganzen; 6456 Rietganzen; 278 Rotganzen, 30 Grauwe ganzen, 344 ongedetermineerde ganzen, totaal 12.608 vogels). De door de Vogelwerkgroep Walcheren uitgevoerde wintertellingen wijzen uit dat de aantallen van jaar tot jaar sterk variëren onder invloed van het verloop van de winter. Mullié en Meininger stipten de functie van Walcheren als overloopgebied aan wanneer in andere delen van het land voedselbronnen door winterse omstandigheden onbereikbaar zijn. Hetzelfde geldt voor de Smient, een grasetende eendesoort, die eveneens vrijwel alleen in de perioden met vorst in een groot aantal verschijnt (ca. 10.000 exemplaren in januari 1976 en februari 1978 15.288 in december 1981 15.219 in januari 1985). Deze eenden zijn uitsluitend aan te treffen in de graslanden van de poelgebieden, ze rusten op (de dijken van) het Kanaal door Walcheren en het Veerse meer. In de jaren dat de overloopfunctie „in werking treedt", is sprake van een regel matige overschrijding van de norm op grond waarvan van een internationale betekenis van de Walcherse poelgronden voor eenden en ganzen kan worden gesproken. De Smient, wintergast in een groot aantal perioden met vorst 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1987 | | pagina 61