Het advies van de Natuurwetenschappelijke commissie bepleit veiligstelling, herstel en zo mogelijk ontwikkeling van natuurwetenschappelijke, landschap pelijke, geomorfologische, historisch-landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Voor zover het om ornithologische waarden gaat zijn van belang de aanbevelingen om peilverlaging en waterhuishouding verbeterende werken in enkele poelgebieden achterwege te latengeen werken uit te voeren die de geschiktheid van de poelgronden voor bouwland kunnen vergroten en delen van poelgebieden en vroongronden primair in te richten voor behoud en ontwik keling van natuurwaarden. Elders in deze bundel blijkt uit het artikel van J. W. Busser dat in het plan voor de ruilverkaveling tien tot twintig hectaren landbouwgrond zullen worden bestemd voor „nieuwe natuurontwikkelingen". Natuurbouw noemt men dat ook wel, het bewust scheppen van omstandigheden waaronder zich nieuwe ontwikkelingen kunnen voordoen. Omdat er elders grond nodig is om sloten te kunnen dempen, gaan de gedachten uit naar bijvoorbeeld het afgraven van het kleidek, waardoor men vochtige milieuomstandigheden kan scheppen. Dat kan door het overdimen- sioneren van sloten, waardoor brede rietkragen kunnen ontstaan met de daarin thuishorende riet- en watervogels. Afhankelijk van de oppervlakte, de plaats en het verdere beheer kan zich ook een moerasachtige situatie ontwikkelen, waarin wellicht plaats is voor nu op Walcheren schaarse dan wel ontbrekende broed- vogels als Bruine kiekendief, Blauwborst, Baardmannetje, Zomertaling en Slobeend, maar natuurlijk ook voor andere riet- en ruigtebroeders. Ook het maken van een laaggelegen drassig weidegebied is denkbaarhet belang van Walcheren als ganzengebied zou er door toenemen. In dit verband moeten ook worden genoemd de zogenaamde relatienotagebieden. Dat zijn gebieden met grote (potentiële) natuurwaarden, die door de minister van VROM op voorstel van GS van Zeeland worden aangewezen. Die gebieden zouden er op Walcheren ook komen zonder ruilverkaveling, maar op provinciaal niveau is destijds besloten de voordracht te doen in samenhang met de planontwikkeling daarvoor. Hoewel op het moment van afsluiten van deze bijdrage het college van GS nog geen uitspraak had gedaan, ziet het er naar uit dat het voor wat betreft de ornithologische waarden vooral zal gaan om de vorming van een aantal „graslandkerngebieden" rond de Zandvoortseweg (179 ha), tussen v Krijgt de Blauwborst door natuurbouw Itó, een kans zich als broedvogel te vestigen 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1987 | | pagina 65