werd verminderd tot 383 kilometer, terwijl alle landbouwwegen een verharding kregen van tenminste drie meter breed. Voor de fundering van deze wegen kon een „nuttig" gebruik worden gemaakt van het puin van de verwoeste Middel burgse binnenstad Inmiddels blijken deze wegen niet draagkrachtig genoeg voor het huidige zware verkeer, terwijl de toename van het niet-landbouwverkeer de verkeersintensiteit zodanig heeft verhoogd dat het wegdek ook te smal is geworden. Het landschap Niet voor niets gold en geldt Walcheren nog steeds als de tuin van Zeeland. Het eiland is ongetwijfeld geweldig mooi. En zeker was dat het geval in de tijd voor de ramp van 1944. Nu hebben dergelijke constateringen altijd een betrekkelijke waarde, omdat ieder de neiging heeft het verleden te zien door het vergrootglas van de herinnering. De ouderen herinneren zich nog heel duidelijk de schoonheid van het Walcherse landschap van vlak voor de inundatie van 1944. Uit het einde van de vorige eeuw is er echter al een uitspraak dat het met de lieflijkheid en de zuiverheid van Walcheren niet meer was zoals vroeger Dit alles neemt niet weg dat de bekoorlijkheid van het Walcherse landschap terecht door velen is geprezen. Een aantal elementen heeft daartoe bijgedragen. Allereerst de wegen. De wegen op het eiland, verhard of onverhard, weg of wegeling, volgden de grillige loop van de ruggen en de kreken die de zee had gekozen toen Walcheren ontstond, met alle wendingen en onverhoedse hoeken van dien. Zoals de stukken schor hadden gelegen tussen de kronkelige kreekjes, lagen ook de akkers en de weiden tussen de sloten, met vaak niet één rechte zijde. En dan de beplanting. Doordat er na de zestiende eeuw geen ernstige over stromingen meer hadden plaatsgehad, was de beplanting rijk gevarieerd en vaak eeuwen oud. Kenmerkend was de beplanting langs de randen van de percelen, met name rond de weilanden en vooral met meidoorns. In mei was de lucht bezwangerd met de geur van bloeiende meidoorns. Maar ook abelen, wilgen, iepen, essen, bramen en allerlei soorten hakhout en struweel omzoomden de landerijen. Op vele percelen weiland stonden rijen knotwilgen. Kenmerkend waren ook de zogenaamde Walcherse bosjes wilgenhakhout op overhoeken en in brede bermen, met daartussen in het voorjaar een tapijt van wilde primula's. In dat landschap lagen, verscholen in het groen, boerderijen en buitenplaatsen. Dat de Walcherse boer altijd van beplanting heeft gehouden, blijkt ook uit de meestal zware beplanting rond de boerderijen. De oude boerderijen waren vaak omgeven door hoge, oude bomendie van later datum omzoomd door een hoog opgaande haagbeplanting waarin opnieuw veel meidoorns. „Zon kleurde de verweerde hoeven, de leiboom bloeide aan de muur". Tussen dit alles de vergezichten, de molens, de torens, waarboven die van Middelburg en Vlissingen uitstaken, met als vast baken de vuurtoren van Westkapelle, omgeven en beschermd door de duinen, overkoepeld door de ijle, 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1987 | | pagina 71