Geschapen en beschaafd. Vorming en omvorming van het Walcherse landschap DOOR A. P. DE KLERK Inleiding Schrijven over het Walcherse landschap is eigenlijk niet goed mogelijk zonder verwijzing naar Jan Campert. In het bekende, hiernaast afgedrukte gedicht „Lof van Walcheren" bezingt hij de vooroorlogse tuin van Zeeland, het eiland van zijn jeugd. Twee elementen uit die poëtische beschrijving gebruiken wij als uitgangs punt voor ons geschiedverhaal. Een verhaal dat de hoofdlijnen wil schetsen van het ontstaan en de verdere ontwikkeling van het Walcherse landschap. Daaraan hebben beurtelings natuur en cultuur hun aandeel gehad. Dat moet, toen God de wereld schiep, dien dag zóó zijn geweest, dat hij het opriep uit het niets als weldaad voor den geest een handvol grond, waaraan het oog had zijnen lieven lust. Walcheren als zichtbaar en tastbaar resultaat van God's scheppingsdaad, zo wordt het eiland ons hier allereerst voorgesteld. Het eindprodukteen handvol grond, de natuurlijke basis voor latere ontwikkelingen. Even verderop gebruikt Campert een ander beeld, namelijk dat van God's liefsten tuin met zijn meidoornhagen in bloei. Walcheren als een tuin. Bij Campert is die tuin een soort goddelijk domein, maar veel gebruikelijker is het toch een tuin te zien als het resultaat van menselijke activiteit. Een tuin is dan een stukje cultuur, veroverd op de natuur en daarvan zorgvuldig gescheiden (omtuindZo beschouwd gebruikt Campert twee tegengestelde beelden. Tegenover de zuivere natuur als het podukt van de schepping staat de tuin. Daarin is de natuur omgevormd door menselijke beschaving. Tegenover het natuurlijke, het geschapen landschap staat het „beschaafde" landschap. En met „beschaafd" bedoelen we dan óók bijgeschaafd. Zoals een van nature kronkelige kreek die door mensenhand van lieverlede steeds rechter wordt getrokken. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1987 | | pagina 17