kunnen slapen - behalve als het om de eeuwige slaap ging; die kon men zonder enige moeite deelachtig worden door de op het strand exploderende mijnen Uiteindelijk bleek het seizoen erg mee te vallen. Alle activiteiten rond het paviljoen hadden plaats, ondanks een Spaanse griep-epidemie en een dreigende roodvonk epidemie (toen nog een ernstige zaak). Slecht weer in september en dientengevolge een plotseling einde aan het seizoen, maar over het geheel bezien was het toch een goed jaar voor Domburg, dat al spoedig zou worden gevolgd door een goede gebeurtenis voor Europa en zijn bondgenotenwapenstilstand en vrede, het einde van de eerste Grote Oorlog. Het badseizoen van 1919 bracht Domburg dan ook veel vrolijke vakantie gangers en een achtste schilderijententoonstelling met onder meer als nieuwelingen Marie van der Harst en Sarika Góth 1900). Laatstgenoemde, dochter van Maurice en Ada Góth-Lowith, maakte aanvankelijk vooral kinderportretten, later meer vrij werk. Zij woont en werkt in Veere en in Amsterdam. Toorop deed deze keer niet mee, maar wel was er nagekomen werk van Willem van Konijnenburg. C. K. Elout, journalist bij het Algemeen Handelsblad en zwager van Mies Elout, noemde Toorop en Van Konijnenburg, in het Badnieuws van 9 augustus 1919„de twee hooge torens die oprijzen uit de stad van onze hedendaagsche schilderkunst". Hij betreurde het dat de eerste ontbrak bij deze tentoonstelling en dat de tweede kwam met een kleine in zending, die niet typerend was voor zijn werk. Sarika Góth, schilderend op het Domburgse strand (ca. 1918) 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Walacria | 1989 | | pagina 107