Een symbolisch einde van Domburgs glorietijd was de ondergang van het ten
toonstellingsgebouwtje het waaide tijdens een hevige storm in 1922 om en is niet
meer herbouwd.
Bij de dood van Jacoba van Heemskerck in 1923 bracht Mies Elout in het
Badnieuws de jaarlijke tentoonstellingen in herinnering en in 1926 en volgende
jaren kondigde een klein berichtje in de Badkrant de mogelijkheid aan de collectie
moderne kunst van Marie Tak van Poortvliet na afspraak te bekijken. De collectie
bevond zich deels in Den Haag, deels in Domburg en bevatte werken van moderne
meesters als Kandinsky, Mare, Braque, Léger, Mondriaan, Le Fauconnier en,
natuurlijk, Van Heemskerck. Marie Tak begon omstreeks 1912 met haar ver
zameling die uiteindelijk zo'n 150 werken telde en nu is verdeeld over het Haags
gemeentemuseum, Museum Boymans-van Beuningen, het Amsterdams Stedelijk
Museum en particulieren.
Dat Domburg nu ver buiten de Nederlandse grenzen - van de Verenigde Staten
tot Japan - een naam mag hebben, dankt het Zeeuwse stadje in de eerste plaats aan de
revolutionaire ontwikkeling die Mondriaan er doormaakte. Hier, in Domburg,
begon hij de natuur naar zijn hand te zetten het neo-impressionisme bleek voor hem
een begin te zijn geweest „de natuurlijke kleur los te laten om haar te vervangen door
de zuivere kleur" omdat „het schoone ook zonder de natuurgetrouwe voorstelling
zich - en zelfs veel eventueel sterker - beelden laat". (Mondriaan in Toward the true
vision of reality, 1942).
In de Domburgse sfeer leek het nog een vrijblijvend karakter te hebben. „Hoe
ik worden zal, weet ik niet", schreef Mondriaan in 1909 vanuit Domburg aan de
schrijver Querido. „Voorlopig althans wil ik mijn werk laten blijven op het gewone
zintuigen-terrein, want daar leven we nog in".
Was het de invloed van de zee die alles telkens weer in rustige banen leidde
Het wisselend tij dat er voor zorgde dat niets de perken te buiten ging Net zo min als
Domburg een echte helle époque heeft gekend, kende het een fin-de-siècle met
uitersten. In Domburg was wel plaats voor fin-de-siècle-gedachten - noodlot,
voorbeschikking, de raadselen van de kosmos, een directe natuurverbondenheid
alleen al de zee deed je denken aan hetpanta rhei van Herakleitos. Geen plaats was er
voor het „herfstelijk" element van hetfin de siècle, de vergankelijkheidsgedachten van
Rilke met hun suggestie van dreigende onontkoombaarheid. Europa bevond zich in
een periode van sociale en politieke ontredderingin Domburg, in het neutraal
gebleven Nederland, leidde dat niet tot pessimisme, zoals in de rest van het
werelddeel: de oude westerse cultuur was uiteengebrokkeld en uit haar brok
stukken ontwikkelde zich het experiment, de experimentele vormgeving.
In Domburg had de oorlog zijn weerslag in de eerste plaats in het bad
gastenpatroon, sociaal en economisch. Daarnaast groeide het besef dat men nu de
twintigste eeuw was binnengestapt, maar dat hoefde op zich nog niet verontrustend
te zijn. Het werd stil in „de tuin van Europa". Domburgs internationale faam als
badplaats was verdwenen, maar voor de traditionele Nederlandse badgast was het
nog steeds hèt vakantieoord. Allerlei evenementen en spelletjes voor kinderen
werden op touw gezet door de sociëteit Luctor et Emergo (het kinderbal en de
strandspelen bestaan nog steeds), die het Badpaviljoen beheerde, met Paul Elout als
de onvermoeibare ceremoniemeester. „Domburg is nu eenmaal - in de eerste plaats -
een kinderbadplaats, zoodat we bijna al onze gasten zien verdwijnen zoodra de
scholen weer geopend wordenbovendien is Domburg zóó ver van alle groote
105