De 18e eeuw
De Kamer Zeeland van de V.O.C. had behoefte aan vaste loodsen voor de Com
pagnie en in de tweede helft van de 18e eeuw is er sprake van een aantal loodsen
die contractueel aan de compagnie waren verbonden. Een bekende naam in dit
verband is die van Frans Naerebout. Ook hij was een vaste loods bij de V.O.C. en
vooral de redding van een groot aantal opvarenden van het V.O.C.-schip de
„Woestduyn" heeft veel aandacht getrokken niet alleen in de provincie, maar ook
landelijk. Juist dit verhaal geeft een goed beeld van de problematiek van de loodsing
in die dagen en de gevaren waaraan de diepgeladen thuisvarende oostindiëvaarders
blootstonden om veilig de haven van Middelburg te bereiken.
In 1715 werden door de stad Middelburg loodsen aangesteld die hun dienst
uitvoerden aan de hand van een door deze stad vastgesteld reglement. Het ging
hierbij in hoofdzaak om de vaart van Middelburg door het kanaal van Welsinge
naar de Rede van Rammekens. Mede door de oprichting van de Middelburgsche
Commercie Compagnie in 1720, drongen de reders bij de stadsbestuurders aan
op een betere begeleiding van de scheepvaart. In 1731 was men toe aan een
herziening van dit reglement. Reden was een „eclatante wanorde" onder de loodsen
en daarom werden in hoofdzaak de artikelen met betrekking tot hun gedrag her
zien. De straffen voor dronkenschap en andere misdragingen werden aanzienlijk
verzwaard. Het gedrag van loodsen staat in de maritieme geschiedschrijving menig
maal ter discussie. Veelal wordt de loods genoemd als veroorzaker van strandingen
en andere calamiteiten al of niet door beneveld zijn van de man in kwestie.
De Franse tijd
De komst van de Fransen en de stichting van de Bataafse Republiek betekenden
niet dat de zorg voor de beloodsing, de bebakening en de betonning werd verwaar
loosd. Het denigrerende gezegde „met de Franse slag" gaat zeker niet op waar het
deze diensten betreft. Mogelijk onder druk van de dan ontstane expansiedrift van
Antwerpen - dat na een sluiting van twee eeuwen de Schelde weer geopend zag -
ontstaan er met betrekking tot de beloodsing, de bebakening en betonning velerlei
aktiviteiten onder het gezag van het Franse Ministerie van Marine. Als eerste
komt in Veere een reglement tot stand. Hierin vinden we onder andere het vol
gende vastgelegd„In aanmerking genomen hebbend, hoe tot hier nimmer een
behoorlijke ordonnantie of reglement voor de loodsen binnen deze stad heeft
plaats gehad, waardoor zeer ligtelijk groote inconvenienten voor de Navigatie
en de Commercie, welke welvaart ons zo zeer ter harte gaat, zoude kunnen ont
staan, zoo is het, dat zij hebben goed gevonden te arresteren de hierna volgende
consequentie".
Hoe onbeduidend dit regiementje ook was, toch tekende het een nieuw
gezag dat de Fransen dachten te moeten uitoefenen over de uitvoering van de be
loodsing op de Schelde en haar mondingen. Voor de loodsdienst werden in deze
tijd twee standplaatsen ingesteld een te Antwerpen en een te Vlissingen, waarbij
te Antwerpen acht en in Vlissingen zes loodsen werden gestationeerd. De loodsen
werden gekozen uit zeelieden die met de vaart op de Schelde bekend waren en
voor de zeedienst mocht men ook vissers van de kustwateren kiezen.
111