het bijzonder van 's Lands oorlogsschepen, omdat ook zij van de tonnen en
het baken gebruik maakten. Tenslotte werd in 1787 een bedrag van 600 gulden
betaald, omdat de tonnen toen vernieuwd moesten worden. Herhaaldelijk komt
men in de notulen van de Statenvergaderingen passages tegen over de bebake-
ning in de Zeeuwse stromen. De bakenaars waren niet alleen aangewezen om de
bakens te verzorgen, waarvoor een „jaerlycx tractement" werd uitgekeerd. Ook
moesten zij bakengeld vorderen van de schepen. De bakens aan wal bestonden
in hun eenvoudigste vorm slechts uit een stok waarop een korf was bevestigd.
In een later stadium vinden we bakens uitgevoerd als drie- of vierpoot, waarop
een opvallend driehoekig scherm was aangebracht.
De vroegste vorm van kustverlichting bestond uit houtgestookte vuren die
op het strand werden ontstoken. Dit gebeurde alleen als de vissers op zee waren.
Om een veilige terugkeer naar het strand te garanderen, werden deze vuren op
vaste plaatsen ontstoken. Reeds in 1370 werd toestemming gegeven voor de
plaatsing van een vuurboet te Westkapelle. In 1398 stortte dit baken in zee. De
brandstof om vuurboeten te stoken bestond uit hooi en stro, of uit koemest
vermengd met klei. Op zeventiende-eeuwse kaarten zien we ze afgebeeld in de
duinen bij Domburg, Westkapelle, Zoutelande en op de Nolle. Het waren een
voudige verhoogde platforms waarop een vuur werd gestookt. Sommige functio
neerden het hele jaar en andere alleen tijdens de winternachten. Als opvolger
117